1074 gestelde plan. En waai' wapengeweld niet bepaald noodzakelijk scheen, wilde de G. G. het natuurlijk gaarne vermijden, om niet langer bo venmatige inspanning van het leger te eischen en de schatkist niet verder uitteputten. Gewapend optreden in enkele nog weerspannige Onderhoorigheden om deze, even als Simpang Olimtot rede te brengen en te dwingen tot erkenning van onze souvereiniteit, bleef de landvoogd bepaald noodig achten en alzoo werd dus nu het stelselVerzoenende politiek op Groot-Atjeh en in de Onderhoorighedendie ons gezag erkend hadden en met ons bevriend waren door gewapend optreden dwingen tot onder werping van de nog iveerspannige Onderhoorigheden. Deze richting scheen toenmaals goed, de ware weg was het echter niet., dit leerde de toekomst en de door de Atjehsche hoofden aangeknoopte onderhandelingen moesten slechts dienen om tijd te winnen. De thans voorgeschreven weg bracht ons dan ook, in weerwil van de door den G. G. nog vóór zijn vertrek gedane toezegging van den wederopbouw van de groote Mesdjid Baja bij Kota-Radja, waarvan men groote verwachtingen had, om zoo te zeggen, geen stap nader tot ons doel, niettegenstaande ons met succes optreden op de kusten en de ijverigste pogingen der ambtenaren om de nog vijandige hoofden tot toenadering en onderwerping te brengen. Achtereenvolgens werd nu in 1877 Loöng op de Westkust ge tuchtigd, tot tweemaal opgetreden te Melaboeh en daar een post gevestigd, Langsar en Modjopahit onderworpen, nogmaals eene expeditie naar Simpang Olim gezonden, en hevig gestreden en een post gevestigd te Samalanga. In dit tijdvak bepaalde de vijand te Groot- Atjeh zich tot maraudeeren en rooven op kleine schaal. Bepaald gewapend verzet kwam feitelijk niet voor en toen nu de aanvan kelijk gedane stappen tot onderwerping van Panglima Polim en Tekoe Moeda Baid gevolgd werden door twee besprekingen van laatstgenoemden met de ambtenaren van het bestuur te Telok-Kroet op de Westkust, waarbij hij de laatste maal verklaarde zich aan ons te onderwerpen, terwijl intusschen behalve eenige minder voorname hoofden, ook de bloedverwanten van den overleden hoeloebalang der IX Moekims, Tekoe Nek Poerba,zick ouderworpen hadden, achtte de Regee-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 525