1075 ring den toestand zóó gunstig, dat de Gouverneur-Generaal den 12en October o. a. het volgende aan den Gouverneur van Atjeh (1) schreef „Naar alle kenteekenen te oordeelen, is in de Atjehsche zaak thans „een belangrijk keerpunt bereikt. „Moest tot dusver hoafdzakelijk de aandacht gericht zijn op het doen „ophouden van den gewapenden tegenstand, thans is dat doel bereikt. „Geheel het kustland van Atjeh en zijne Onderhoorigheden erkent ons „gezag en de gewichtige tijding, die mij gisteren per telegram van U „gewerd omtrent de onderwerping van Toekoe Baid, het machtige hoofd „der YII Moekims van de Sagi XXII Moekims, maakt een einde aan „alle twijfelingen nopens den gunstigen keer van zaken, die ook in de „binnenlandsche Moekims van Groot-Atjeh valt waar te nemen". Z.E. achtte nu den tijd geltomen om te bepalenin welke richting verder moest worden gearbeid. Dat was weder de oude vraag, die echler toen evenmin als vroeger op bevredigende wijze beantwoord werd. Nog altijd scheen de Regeering niet in te zien, dat Atjeh zich niet anders dan gedwongen zou onderwerpen en dat men, door de Onderhoorigheden, die, hetzij vrijwillig, hetzij gedwongen, onze sou- vereiniteit erkend hadden, open te stellen voor den handel met uit zondering van oorlogscontrabande en met beperkten invoer van rijst in enkele staatjes, zelf de gelegenheid bood om het verzet te blijven voeden, terwjjl de benoodigde oorlogsbehoeften voldoende werden gesmokkeld. Bij eene dergelijke wijze van openstelling van vele haveDS is controle van de zijde der marine eene onmogelijkheid. Men dacht toen nog altijd, dat het door het bezetten van Koeala Loé aan den vijand te Groot-Arjeh zoo goed als onmogelijk was geworden om toevoer van de benoodigde levensmiddelen en oorlogs behoeften te krijgen, en deze nu alleen van uit het Pedirsche over hoogst moeilijke bergpaden, met bijna onoverkomelijke zwarigheden, konden aangevoerd worden. Ware men hiervan niet zoo overtuigd geweest, en de Atjehers (1) Hier was intusschen de Generaal Diemont die 30 Juni 1877 wegens ziekte geevacueerd werd, eerst tijdelijk en later definitief in het bestuur vervangen door kolonel K. v. d. Heijden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 526