1079 een einde gemaakt, was hij de door den vijand gevreesde overwinnaar van het aloude onafhankelijke Atjehsche rijk, zetelde het Ned. bestuur volgens de Aijehsche begrippen, door het recht van verovering, op den troon van den Sultan. Dagorder. Met werkelijk rechtmatige voldoening mocht de Generaal dan ook de dagorder uitvaardigen, die ik hieronder opneem, vooral omdat daaruit blijkt, dat hij de gevolgen van zijne groote overwinningen niet over schatte, maar met wijs beleid en kloek verstand in die korte woorden te kennen gaf, wat nog te doen overbleef: Officieren, Ambtenaren, Onderofficieren en Soldaten! Met den veldtocht tegen de XXVI Moekims, schitterend besloten door den tocht naar Selimoen, is geheel Groot-Atjeh ten onder gébracht. Do bevolking keert van lieverlede in hare kampongs terug; enkele aanzienlijke hoofden zijn reeds in onderwerping gekomen; er bestaat gegronde hoop dat velen dat voorbeeld zullen volgen. Krijgsbewegingen van grooten omvang zullen vermoedelijk niet meer noodig zijn, maar nog geruimen tijd wordt de krachtige steun der troepenmacht vereischt om een goed bestuur in te voeren en eene geregelde orde van zaken te scheppen. (1) Officieren, onderofficieren en minderen! De krijgsoperatiën in de XXII en XXVI Moekims, die in Juli van het vorige jaar zijn aangevangen en zoo schitterende uitkomsten hebben opgeleverd, hebben Uwen krijgsroem verhoogd, en glansrijk bevestigd dat Z. M. onze geëerbiedigde Koning recht heeft, trotsch te zijn op het leger en de vloot, die in Zijnen naam, Neerland's gezag in Oost-Indië helpen handhaven. Leve de Koning! Kot a-Rad ja, 5 September 1879. De generaal-majoor, adjudant des Konings in buiten gewonen dienst, Gouverneur tevens militair bevel hebber van Atjeh en Onderhoorigheden. K. van der Heijden. In dezelfde maand September 1879 heeft de Commandant van het Indische leger Atjeh bezocht en deze bevestigde in zijn aan de Regeering ingediend verslag geheel, dat de Generaal in zijne zoo (1; Deze cursiveerirg is van mjj.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 530