1080 even aangehaalde dagorder met recht zeggen mocht, dat geheel Groot-Atjeh ten onder was gebracht. Ik neem uit dat verslag slechts het volgende over „Een feit toch is het, dat ik geheel Groot-Atjeh, voor zoover het door ons „bezet is, heb doorkruist in de XXII Moekims tot onzen uitersten wacht- „post Djerir, in de XXVI Moekims tot Kroeng Kali in het Noorden, tot „Tjot Lepong in het Oosten, en in de XXV Moekims tot Kroeng Raba „en dat ik, hoezeer slechts vergezeld door een twaalftal cavaleristen, „nergens een schot gehoord of een gewapend Atjeher gezien heb". „Naar enz. „Over het geheel komt het mij voor, dat de sedert Juni 1878 gevolgde „gedragslijn de daarvan verwachte resultaten heeft opgeleverd, en is het „zeker, dat de gunstige en vergelijkenderwijze gesproken zelfs zeer „gunstige en schitterende uitkomst, die nu verkregen is, in zeer aan zienlijke mate te danken is aan do energieke en beleidvolle wijze, waarop „de bevelhebber de hem door de regeering gegeven instructiën heeft „weten ten uitvoer te brengen. „Werd hij in het volbrengen van deze taak op krachtdadige wijze „bijgestaan door zijue chefs van staven en diensten, de onderscheiden „korpscommandanten en de verdere officieren en minderen, die over het „geheel uitmuntten door toewijding en trouwe plichtsbetrachting, zeker „is het, dat de krachtige individualiteit van den bevelhebber den doorslag „heeft gegeven. „Aan het stoute, met beleid ontworpen operatieplan volgens hetwelk „Indrapoeri werd overmeesterd, de rechter rivieroever gezuiverd, Gleiëng „aangetast, de XXYI Moekims van verschillende zijden binnengedrongen „en Selimoen door colonnes uit Lamtoba en Indrapoeri bezocht werd, „hebben wij het groote succes te danken. Alleen op deze wijze kon in be trekkelijk korten tijd zooveel verkregen worden. De bevelhebber kende „geene bezwaren en ging met vasten wil af op het voorgestelde doel. „De natie is hem ongetwijfeld grooten dank verschuldigd". Ja, zoo was het: de krachtige individualiteit van den bevelhebber heeft den doorslag gegeven en ware hij niet in het begin van 1881 op onverantwoordelijke wijze ontslagen, dan behoorde de Atjeh-krijg thans reeds lang tot het verledene. Dat durf ik met overtuiging zeggen, want beter dan de Gouverneur-Generaal van Lansbergede Europeesche staatsman zag Generaal van der Heijden in, wat nog geschieden moest om de algeheele volkomen onderwerping te bereiken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 531