1089
Dat de hangende plannen de kort daarop ingevoerde Concentratie
zouden wezen, waartoe besloten was in de geheime zittingen van de Staten-
Generaal van 16 en 17 Juni 1884, verwachtte de Gouverneur in geenen
deele. want ofschoon reeds in de eerste helft van 1883 te Atjeh
geruchten hadden geloopen van bij het opperbestuur bestaande plannen
tot inkrimping van ons gebied en de Gouv. Generaal 's Jacob in
Augustus 1883 dergelijke inkrimping officieel besprak en daarom
trent van de verschillende autoriteiten te Atjeh adviezen inwon, had
Z.E., na het hooren van de meeningen zoowel van den Gouverneur
als van de autoriteiten van land- en zeemacht te Kota-Radja openlijk
verklaard, dat noch tot inkrimping van grondgebied, noch tot ver
mindering van troepenmacht zou overgegaan worden, zoolang in de
toenmalige omstandigheden geen verandering kwam.
loen in- weerwil hiervan in Juni 1884 tot de concentratie was
besloten zonder dat aan de autoriteiten te Atjeh om eenig nader
advies was gevraagd, rekende de Gouverneur Laging Tobias het zich
tot plicht nogmaals ongevraagd tegen de uitvoering er van ernstig te
moeten waarschuwen, omdat hij overtuigd was, dat een dergelijk
vertoon van zwakheid, ten zeerste zou schaden aan het Nederlandsch
gezag en dit niet alleen te Atjeh, maar in geheel Nederlandsch-Indië.
Met dit advies was het natuurlijk onmogelijk den Heer Laging
Tobias met de uitvoering te belasten van de concentratie, die bij
besluit van 19 Augustus 1884 bevolen werd.
Zijn verzoek om ontslag, in Februari 1884 ingediend, werd toen
ingewilligd en het bestuur weder in handen gegeven aan een militair,
den kolonel Demmeni. Als motief voor het bevelen van de concen
tratie gold, dat liet opperbestuur eene sterke stelling ivilde innemen
waarin wij in overeenstemming met onze personeele en financieele krach
tenhet einddoel van den oorlogde onderwerping van het Atjelische
volkzouden kunnen afwachten.
Zoo was dan weder bewaarheid en ditmaal in nog ergere mate
dan ooit te voren, dat bestuurs verandering wijziging bracht in de
bestuurs-inzichtentegelijk met den G. G. v. Rees toch was er een
nieuwe Minister van Koloniën Sprenger van Eijk opgetreden. Was
het te verwonderen, dat in weerwil van de op 19 Augustus door den