1095 Deze treden op voor de belangen van den afzender. Voor het denkbeeld, dat dit tegenover den ontvanger noodig zou kunnen ziju, is, dunkt me, geen plaats: men bedenke daarbij slechts, dat de in- zoowel als de ontpakking onder toezicht van de beheerders door dus in tegenwoordigheid van aan hen ondergeschikten geschiedt. En voor de rest zou kunnen worden gesanctioneerd, wat toch al zoo goed als algemeen gebeurt: zoo gauw den beheerder blijkt, dat er voor eene commissie iets te constateeren valt, worde deze er bij gehaald. Op globale wijze heb ik mijn onderwerp behandeld: van de redac tie méér van hare kostbare plaatsruimte te vragen, zou echter eene indiscretie zijn, en voor het tegenwoordig doel: het vestigen van de aandacht op- of het in herinnering brengen van een immoreelen toe stand, mag het geschrevene voldoende heeten. Ik eindig dus met den wensch, tenminste iets te mogen hebben bijgedragen tot de uitvaart, die we van het door mij gewraakte zeker eenmaal beleven zullen. Misschien zelfs al spoedig? 3 of 4 jaar geleden hoorde ik ten minste reeds van eene herziening der Regelen. Moge in dat nieuwe voorschrift dan blijken gebroken te zijn inet een beginsel van onzin nig wantrouwen en misplaatste zuinigheid, en door huldiging van het gezondere begrip van verantwoordelijkheid, dat we, blijkens het „Ver slag eener zending naar Opper- Burma" van den kapitein v. d. Gen. Staf J. P. Brejjer (I. M. T. N°. 1 van 1888, blz. 104) bij onze En- gelsche naburen aantreffen, het dan niet meer noodig zijn, dat eener- zijds, ter wille van het, „kloppen" eener verantwoording, tot onware processen-verbaal toevlucht genomen wordt, en ten andere commis- siëu vervallen tot plichtverzaking en leugen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 546