1097
voorschrift, groote ontevredenheid verwekte onder de Belgische offi
cieren.
Die laatste zal wel niemand verwonderen, tenminste mij verwondert
het in geeuen deele. Vooreerst is het de vraag of zulk een maatregel
wel wettig mag heeten in een land waar vrijheid van drukpers
heerscht, maar bovendien het idee is onaangenaam, dat onze denk
beelden slechts dan gepubliceerd mogen worden, wanneer zij in den
smaak vallen van de autoriteiten, wier oordeel toch ook nog wel eens
aan bedenkingen onderhevig is. Wel is het, naar mijne meening,
eene zekere waarheid, dat men over het algemeen bij de hoogstge-
plaatsten, meestal de oudsten, bekwaamsten en ondervindiugrijksten, in
den regel de meest juiste begrippen zal aantreffen, doch ook zij zijn
nooit te oud om te leeren. Wanneer men eenmaal een zeker hoos:
standpunt in de maatschappij heeft ingenomen, zich in eene zekere
richting heeft ontwikkeld, op het tot stand komen van bepaalde toe
standen zekeren, misschien een overheerscheuden iuvloed heeft gehad,
dan is het menschelijk, niet gaarne aangetast, gecritiseerd, of zelfs
maar besproken te zien, hetgeen men na rijpe overweging en ernstige
studie, het ware en eenige goede gelooft. Maar zonder dergelijke
critiek of bespreking is geen vooruitgang denkbaar; men blijft op
het eenmaal ingenomen standpunt staan, en in het militaire is in den
tegenwoordigeu tijd stilstand volkomen identiek met achteruitgang.
De verbodsbepaling van het Belgische ministerie moet dus in de
eerste plaats strijdig met de juiste begrippen van vooruitgang genoemd
worden.
In de tweede plaats ben ik zoo vrij haar onmenschkundig te noe
men. „II est si doux, de se voir imprimé!" Hoeveel ontevredenen
zullen er niet gemaakt worden, personen, die hun arbeid terug ont
vangen als ongeschikt voor publiciteit. En welk nut zal het verbod tot
uitgeven opleveren? Was de arbeid goed, dan heeft men doorhem
aan den druk te onttrekken eene fout begaanwas het opstel wer
kelijk niets waard, welnu, dat zou het publiek ook wel ingezien
hebben, en, voort er ineê, naar de snippermand, het gaat den weg
van alle oud papier.
len derde geloof ik, dat de poging om de schrijfwoede te beper
ken, feitelijk niets zal uitwerken, doch alleen de militaire periodieken
Dl. II, 1892. 71