1108 „eindelijk worden opgelaten. Toen men daarmede tot zekere hoogte ge stegen was, ontwaarde men onder zich eene massa groene eilanden, „waaronder de vijand zijne positiën had opgesteld. „Er was echter van den vijand zeiven niets te bespeuren, zoodat men de „proefneming met den verankerden ballon als mislukt beschouwd en deze „niet meer hervat heeft. Had men niet zoo gesukkeld en te Atjeh meer „hulpmiddelen gevonden om den ballon in orde te houden, men zou naar „alle waarschijnlijkheid met de proefnemingen zijn doorgegaan". Juist is die voorstelling van zaken niet. De verkenningen, welke hebben plaats gehad, zjjn geschied met een ballon, welke eerst na de verkenningen tijdens het verplaatsen is ontredderd door botsingen tegen boomen en telephoonpalen ten gevolge van rukwinden. Dit doet er in- tusschen weinig toe, zal men zeggende ballon is opgestegen en de ver kenningen zijn beproefd. Volkomen waar, maar S. laat het ook weer in verband met hetgeen hij later zegt voorkomen, alsof het aan het gesukkel met een defecten ballon moet geweten worden, dat de proefnemingen zijn mislukt. Heeft S. met opzet zoo geschreven of heeft hij het verslag der proefnemingen in dit Tijdschrift 1890, II, blz. 341 e. v. niet gelezen? De onderstelling geuit in den laatsten zin van het laatst aangehaalde blijft voor rekening van S. In de brochure leest men vorder: „Toch had de meening algemeen „ingang gevonden, dat men door den groenen bladerendos weinig zou „kunnen waarnemen en verwachtte men hierdoor weinig practisch nut „van de luchtvaart te Atjeh". Men zou denken, dat S. hiermee ronduit wilde verklaren dat de proef als mislukt is te beschouwen. Die gedachte is niet juist; schrijver's bedoeling is om te zeggen men heeft in Atjeh niet gedaan wat men kon om de proeven te doen gelukken. S. vraagt of merkt immers op „of dit bezwaar (de onmo gelijkheid om door de kruinen der boomen heen waar te nemen) niet „door verbranding of door kapping van het hout, althans ten deele was „op te heffen". Inderdaad eene zeer naïeve vraag of opmerking. Zou het bij S. nooit opgekomen zijn dat een terrein, waar men komen kan om te kappen beter van den beganen grond te verkennen is dan uit een luchtschip? Aan bovenstaande opmerking knoopt S. eene andere, n.l. „of hetzelfde bezwaar ook bij de blokkade van de kust geacht moet worden te bestaan". Wat stelt S. zich toch wel voor; zouden ter zee de blokkade-runners, smokkelprauwen of zelfs visschersvaartuigen en te land de transporten of bergplaatsen van clandestien ingevoerd goed beter waargenomen kun-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 559