604 dragers, die onder militaire tucht slaan, kan bovendien moeilijk vergoed worden door het benoodigd aantal dwangarbeiders hiervoor te ver strekken, omdat voor het achteruitbrengen van gewonden eene zekere geoefendheid vereischt wordt, wil men ten minste het behoud der gewonden zoo min mogelijk in gevaar brengen, terwijl men ook alleen van militair personeel kan eischen, dat het zijn leven in gevaar brengt bij het uitoefenen van dezen dienst. Behalve bij de verschillende troepenafdeelingen zal er nog personeel en materieel noodig zijn voor verbandplaatsen en veldhospitalen. Eene snelle mobilisatie hiervan zal alleen mogelijk zijn door reeds in tijd van vrede eeue behoorlijke oorlogsindeeling te maken van het per soneel, dat dan bij de groote hospitalen gebezigd kan worden en hierbij in tpd van oorlog vervangen zal moeten worden. In dit opzicht heeft onze legerorganisatie eveneens een oorlog met een buitenlandschen vijand geheel buiten beschouwing gelaten, terwijl zij evenmin kan voldoen bij groote expeditiën, getuige het rapport van den chef van den geneeskundigen dienst der le Atjeh-expeditie, opgenomen in het Geneeskundig Tijdschrift voer Ned.-Indië, dat hiervoor saniteitstroepen noodig achtte. Ongeveer in hetzelfde geval verkeeren de voorzieningen betreffende de telegraaf- en spoorwegdiensten bij het leger. In bijna alle legers is in de organisatie personeel opgenomen uit sluitend voor deze diensten bestemd, dat bij de kleinere legers geen afzonderlijke korpsen vormt, doch als zelfstandige afdeelingen bij de genietroepen is ingedeeld. De reden hiervan is waarschijnlijk, dat te velde de dienst dezer afdeelingen zich niet laat combineeren met dien der pioniers. Wil men deze afdeelingen uit de pioniers trekken, zooals bij ons leger, zoo loopt men gevaar, dat deze diensten onvol doende zullen worden bezet, of dat men over te weinig pioniers zal kunnen beschikken. Bovendien is het korps genietroepen in ons leger bijzonder klein, niettegenstaande men er vele diensten van zal moeten vergen zoowel bij groote expeditiën als bij eene verdediging tegen een buitenlandschen vijand. Waarschijnlijk zal in die gevallen het korps te klein blijken, ook al rekent men hierbij op de hulp der geniewerklieden. Kesumeeren wij nu het vorenstaande dan blijkt

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 55