"V IR X
Sprokkelingen.
Be officier van piket. Pant 3 van 1, artikel 13 der „Algemeene voor
waarden van aanbesteding voor verschillende leveringen en werken ten
behoeve van het Departement van Oorlog in Nederlandseh-Indië", voor
zooveel in de behoefte wordt voorzien door de militaire administratie
(gewijzigd bij Algemeene Order 19 van 1891) luidt als volgt: „Op plaatsen
waar het vee vóór het slachten door een Gouvernementsveearts gekeurd
wordt, vervalt de keuring door een paardenarts of officier van gezondheid,
mits het onderzoek door den veearts geschiede in tegenwoordigheid van
den officier van piket, die alsdan het te slachten vee uit de goedgekeurde
dieren aanwijst".
De officier van piket keurt dus niet, maar moet het te slachten vee uit
do goedgekeurde dieren aanwijzen.
Het keuren nu door een veearts geeft zeker waarborgen, dat het te
slachten vee gezond is, doch dat sluit niet in, dat het daarom voldoet
aan de voorwaarden van levering ten behoeve van het D. v. O. De be
palingen van een zoogenaamde vleesehkeur (d. w. z. dat al het te slachten
vee te voren door een Gouvernementsveearts gekeurd wordt) zijn ver
schillend, doch in hoofdzaak komt het hierop neer, dat de beesten gezond
zijn. Ik geloof o. a. niet, dat het vee door een veearts afgekeurd wordt
wanneer het te voorzien is, dat het beest bij de aflevering niet een aan
gegeven minimum gewicht zal hebben. Is nu een officier van piket,
wanneer hij ziet, dat de goedgekeurde dieren niet aan de voorwaarden
enz. voldoen, toch verplicht er een aan te wijzen? Ik geloof dat elk
officier in dat geval de beesten toch afkeuren en den militairen comman
dant daarvan rapporteeren zal, alhoewel hij, door een van die beesten tot
slachten aan te wijzen, geheel volgens de voorschriften handelt.
Zijn nu, voor den militairen commandant zoodanige bijzondere redenen
aanwezig, dat hij een commissie van herkeuring benoemen kan, want in
de 2° alinea, punt 6, 2, artikel 13 staat: „Herkeuring van levend vee
wordt echter niet toegestaan, wanneer de eerste keuring reeds is geschied