1114 deze lange holle of bedekte wegen, die gemakkelijk verdedigd kunnen worden, door te gaan. Bentengs of andere versterkingen werden nergens aangetroffen. Wordt een kampong aangevallen, dan werpen aanvaller zoowel als verdediger linies van koeboes (tirailleurputten ingericht voor 3 a 4 man tegen elkander op. De koeboes van den verdediger worden dan gegra ven tnsschen de bamboeaanplantingen, die kampong en voetpad omringen. De wapens der Karo-Bataks bestaan uit lichte klewangs van Bataksch model, Maleische sabels en kleine messen, overeenkomende met de Atjeh- sehe rentjongs, verder uit percussie-en vuursteengeweren, terwijl eenige Sibajah's een repeteer-of achterlaadgeweer bezitten. En verder Toen eenige zaken met de hoofden besproken werden, kwam het gesprek op de Atjehsche benden, die af en toe op de hoogvlakte verschijnen. Zij verklaarden daarvan veel last te hebben, doch liever eenige dollars op te offeren en zoo noodig tegen die benden op te trekken dan toe te laten, dat wij soldaten naar de hoogvlakten zonden. Alleen in het uiterste geval zouden zij er toe overgaan, om onze hulp tot ver drijving dier benden in te roepen. Tegenover den Militairen Commandant, den Luitenant-Kolonel van de Pol, dien men zeer goed kende, al droeg hij voorzichtigheidshalve geen uniform, was men zeer welwillend gestemd, ZHEdGestr. was trouwens in de gelegenheid geweest om eenige hoofden en vooral den Panghoeloe van Boekit aan zich te verplichten door het bewijzen van kleine diensten en het geven van geschenken. Gedurende deze reis toonde laatstgenoemd hoofd daarvoor zijne dank baarheid door den Overste eenen fraaien met goud en zilver beslagen wandelstok, een in kleuren geverfden sarong en een met zilver gemon teerde sagoeweerkan aan te bieden. Nor) eens eerbeivijzen bij parades. Onder bovenslaanden titel kwam in de 10e aflevering van den loopen den jaargang van het Ind. Mil. Tijdschrift een stukje voor, waarin een infanterieofficier op eenige leemten wijst in de „Bepalingen omtrent parades, wapenschouwingen en het defileeren" 73 e. v. van de Bataljonsschool). Ik wensch aan die beschouwingen nog het volgende toe te voegen. De laatste alinea van 80 zegt:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 565