610 hem ook straffen, niet omdat hij met moedwil zich daartoe bedronken heeft, doch omdat hij weten moet dat ook zonder opzet, doch door zijn schuldaan de Maatschappij een nadeel kan berokkend worden. Zoo brengt de slaap, die den mensch zijn bewustzijn ontneemt, uit den aard der zake straffeloosheid mede, tenzij in die bijzondere gevallen waar iemands betrekking van hem eischt dat hij wake. Dit is b.v. het geval met den machinist op den trein en den soldaat op zijn post. Slapen maakt hem strafbaar, mits er geen overmacht zij (b.v. door felle kou bevangen), die ook dan weder straffeloosheid met zich brengt. De algemeen aangenomen leer is dus dat tiuee graden van schuld moeten worden erkend en wel opzet en eigenlijke schuldook wel dolus en culpa geheeten. Is de handeling of nalatigheid een gevolg van den wil op zeker bij de wet strafbaar gesteld feit gericht, dan wordt opzet aangenomen, waarbij alzoo opzettelijk handelen een vereischt bestanddeel van het misdrijf is, b.v. bij mishandeling, zijnde een delictum dolosurn waarvoor gevorderd wordt het bewustzijn van de onvermijdelijkheid der gevolgen. Iemand steekt een ander opzettelijk een scherp mes in het hart; in casu heeft hij het bewustzijn van de onvermijdelijkheid der gevolgen zijner handeling, d.i. van den dood van zijn slacht offer. Tot den minderen graad van schuld behooren die categorieën van feiten, waarbij opzettelijk handelen is uitgesloten, als daar zijn: onvoorzichtigheid, nalatigheid, gebrek aan voorzorg, waarbij alleen te onderzoeken valt of de schuld evenals het opzet rechtens bewezen zij onverschillig of de daad al dan niet met bewustzijn is geschied. Wij geven gaarne toe dat het door ons opgegeven geval zeldzaam mag heeten, dat iemand zóó beschonken is dat hij bij een aanranding van een superieur in rang in het geheel niet zoude weten met wien hij te doen had, vooral wanneer hij te voren daartoe opzettelijk zich bedronken heeft; doch dit doet niets af tot de juistheid van onze bewering dat het bewijs in elk bijzonder geval moet worden geleverd dat ook hij, die voorgenomen heeft een misdaad te plegen zich daartoe dronken drinkt, op het oogenblik hij het feit pleegde, wist wat hij deed; m a.w. is het niet voldoende het bewijs te leveren van het desbewust opzettelijk willen, maar ook van het bestaan van bewustzijn bij het opzettelijk verrichten van de strafbare daad. Dat de Nederlandsche

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 61