611 strafwetgever ook die meening is toegedaan kan o.i. blijken uit het geen wij in de M. v. T. lezen, waar gezegd wordt: „De toerekeningsvatbaarheid wordt volgens art. 47 van het ontwerp, in de eerste plaats uitgesloten in geval van bewusteloosheid. Hij die volkomen onbewust is van wat hij doet, kan voor geene door hem in dien toestand materieel verrichte handeling verantwoordelijk zijn. Do wet vraagt daarbij niet naar de oorzaken van den toestand van bewusteloos heid. Waar het bewustzijn van de blootwerktuigelijk gepleegde daad geheel ontbrak, is het rechtskundig onverschillig waarom dit bewustzijn ontbrak. Zelfs voor de gevallen waarin de dader zich vrijwillig door het gebruik van geestrijke dranken of andere middelen van bewusteloos heid heeft gebracht, mag hier geen uitzondering worden gemaakt. Eene bepaling (wij cursiveeren) als die van art. 30 van het ontwerp van 1859 verdient das geen navolging" En wat bepaalde nu art. 30 van genoemd ontwerp? Wij lezen daarin, dat „Misdrijf in dronkenschap gepleegd alleen dan niet toerekenbaar is, wanneer de dader tijdens het plegen der daad van het gebruik zijner verstandelijke vermogens geheel beroofd is, in dien toestand was gebracht door dwang of misleiding van anderen en niet met het oog op het te plegen misdrijf drank had gehruilct of reeds vóór dien tijd het voornemen tot het misdrijf had opgevat In den regel kan men aannemen dat hij die zijn bewustzijn vol komen verloren heeft „perinde ae cadaver" d.i. een lijk gelijk, in dien toestand niet kan uitvoeren hetgeen door hem te voren be raamd is; verkeert hij echter niet in dien toestand van volkomen bewusteloosheid, maar slechts in dien van opgewondenheid, dan is hij toerekenbaar en staat het vast dat de rechter hem veroordeelen zal. Bij het bespreken dat een Algemeens Order nimmer eenige veran dering in de bepaling der wet kan en mag teweegbrengen omdat de wet, hoe verkeerd ook in beginsel, moet worden toegepastverwijt Gr- ons van inconsequentie daar wij eene uitlegging aan art. 16 C. W. geven, die strijdig is met de duidelijke bewoordingen der wet. Wij antwoorden daarop en blijven van meening dat de wet moet worden geëerbiedigd en streng toegepast waar, zonder in strijd te komen met gezonde rechtsbegrippen, het streng toepassen van een wettelijk

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 62