619
Een man, wegens overspel veroordeeld, draagt het kanon op zijn
schouders en fungeert op die wijze als artillerist.
Als hij moet vuren, plaatst hij zijn last op den grond, een stuk
hout wordt onder de monding gelegd om de noodige elevatie te
geven en daarna wordt zoo goed en zoo kwaad als dat gaat, gericht.
De lading bestaat uit kruit, een strooprop, geweerkogels en groote
steenenartillerieprojectielen zijn er slechts weinige voorhanden.
Men heeft wel eens willen beweren, dat de Duitschers in 1889
aan den Vorst van Dahomeij een Krupp kanon hebben ten geschenke
gegeven, doch dit feit wordt door de Pranschen ten zeerste in twijfel
getrokken.
Het Dahomeijsche leger heeft geen cavalerie. Alleen de hooge
aanvoerders, ten getale van 30, zitten op kleine, zwakke paarden,
die nooit uit den stap gaan. De rijkunst is totaal onbekend, de
ruiter zit op een kussentje op den rug van het paard en wordt door
slaven in evenwicht gehouden, zoodat wel aangenomen kan worden
dat een charge van een eskadron spahi's het geheele leger zou uit
elkander jagen.
Van oefening is bij de soldaten in Dahomeij weinig sprake. Ze
leeren elkander zoo'n beetje laden en ontladen van de geweren en
schieten in den regel zonder mikken. Geen wonder dus, dat ze
weinig vertrouwen in hunne vuurwapens stellen en zich, als ze in 't
gevecht op hun dreef zijn, bij voorkeur van hunne messen en
knotsen bedienen.
Daarentegen wordt de gymnastiek allerminst verwaarloosd. Lange
marsehen, zware vermoeienissen en voortdurende dansen ontwikkelen
de Dahomeijers tot krachtige groote en breed geschouderde mannen.
Het eigenlijke Dahomeijsche Rijk gelooft zich onoverwinnelijk en
hoewel dit natuurlijk wel wat sterk is, zoo bieden toch, vooral in
den regentijd, verscheidene terreinhiudernissen, zooals waterloopen,
groote wouden en uitgestrekte moerassen, ernstige beletselen aan den
opmarsch van geregelde troepen.
Versterkte plaatsen zijn er weinig of niet. Rondom de hoofdplaats
Abomeij zijn troepen verblijven, die vrij solide gebouwd, een aanval op
de stad tot staan zouden kunnen brengen.
Van veel gewicht is de omstandigheid, dat er in de geheele stad geen