in aanraking te komen, kan de cavalerie nu hare verkenningen doen,
terwijl de commandant in staat is, de juistheid daarvan met algeheele
zekerheid na te gaaD.
De patrouilles worden nu niet in haar taak gehaast, ze kunnen
met de noodige voorzorgen de waar te nemen afdeelingen naderen,
zich rekenschap geven van hare sterkte, opstelling, beweging, kortom
van alles wat bij manoeuvres en in oorlogstijd van belang is en nadat
zij goed op de hoogte van alles zijn, hare berichten afzenden.
Ook de overbrenging van deze laatste kan nu streng gecontroleerd
en deze oefening alzoo ook dienstbaar gemaakt worden aan den
ordonnansendienst.
Trouwens om dezen te beoefenen, is geen vereeniging met of tegen
woordigheid van andere wapens noodig, men kan de manschappen
daarmede overal tot zelfs in de kazerne bezighouden. Daarbij bedenke
men evenwel, dat voor het goed en correct overbrengen van eenigs-
zins ingewikkelde be-ichten, bij den gewonen cavalerist eenige intel
ligentie noodig is en dat men daarvoor dus niet iedereen gebruiken kan.
Na een paar oefeningen gezien hebbende wien men wel en wien
men niet voor ordonnansendienst bezigen kan, houde men zich
in 't bijzonder met eerstgenoemde categorie op en zorge men voorts
bij oefeningen steeds één of als het kan meer man daarvan bij de
patrouilles in te deelen.
Zijn op de hierboven aangegeven wijze kader en minderen eenigs-
zins geoefend in den kondschaps-, verkennings- en ordonnansendienst,
dan houde men een paar gecombineerde oefeningen, waarvan het
eenige doel de waarneming in haren vollen omvang is, zoodat daar
aan alle tijd geschonken wordt en overhaasting geheel vreemd blijft.
Wordt dit laatste verder ook bij latere oefeningen op den voorgrond
gesteld, schenkt men de cavalerie gelegenheid om haar taak naar
eisch te vervullen, ook al begint de zon wat al te fel te branden
en wijdt men bij de bespreking meer dan vluchtige aandacht aan de
door de ruiterij vervulde taak, dan twijfel ik niet of deze zal spoedig
bij oefeningen geheel en al tot haar recht komen.
Juni 1892.
