640 welke gevallen het paard dan werd afgemaakt: omdat het noodzakelijk was, om het lijden van het dier te verkortend'' Op dergelijke verklaringen acht het ïiestuur zich niet gerechtigd, om de bij art. 21 bepaalde som uit te keeren, aangezien medelijden toch nimmer de drijfveer tot afmaking mag zijn. In verband met het voorgaande doet het Bestuur daarom een beroep op H.H. leden om nimmer te voorbarig tot de afmaking over te gaan en in hunne verklaringen den aard der ziekte duidelijk te omschrijven; opdat naar behooren kan worden beoordeeld of de uitkeering al dan niet overeenkomstig het Reglement kan plaats hebben. Ten slotte heeft het Bestuur de eer H.H. leden mede te deelen, dat het zich in twijfelachtige gevallen liet recht voorbehoudt steeds het des kundig advies van de alhier aanwezige militaire paardenartsen in te winnen. Batavia, 19 Juni 1892. Het Bestuur. YEREENIGING TER BEOEFENING YAN DE KRIJGSWETENSCHAP.. Lezers en leesbeurten in 1892/1893. G. J. W. Koolemans Beijnen, Kapitein der Infanterie. „Ue studie der krijgsgeschiedenis en de applicatorische „methode als middelen tot hooger ontwikkeling voor den „officier". Repliek op de lezing door den Kapitein Kraijenhofï van de Leur in de Alg. Yerg. van 30 October 1891 gehouden. J. F. Breijer, Kapt. bij den Gen. Staf. N. 1. Leger. „De noodzakelijkheid van de organisatie van het transport wezen bij het Ned. Indische leger". G. F. Soeters, Kapt. bij den Gen. Staf. N. I. Leger. „De topographische dienst in Ned.-Indië". P. van Geer, Hoogleeraar aan de Rijks-Universiteit te Leiden. Wenschelijke verbeteringen in de regeling der weduwen- „en weezenpensioenen voor officieren van de landmacht „hier en in onze Koloniën en van de zeemacht". .7. C. C, den Beer Poortugael, Gep. Generaal-Majoor. „Eene causerie in verband met nachtgevechten".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 91