113
van de boven aangegeven wijze van handelen in verband met de
scheepvaartregeling de onderwerping af te dwingen.
Iedereen zal zeker gaarne gelooven, dat ik geen tegenstander ben
van krachtig optreden met de wapenen en zonder eenigen twijfel is
het waar dat, als wij op die wijze in korten tijd op nieuw aan het
verzet in Groot-Atjeh een einde maakten, de volkomen onderwerping
verder, door scheepvaartregeling op de kusten, in verband met de
wijze van handelen, uiteengezet in de Nota van Generaal v. d. Heijden
dd. 19 April 1880, evenzeer zou afgedwongen worden als dit vroeger
onder het bestuur van dien Generaal, bij toepassing van dezelfde
maatregelen, zou gebeurd zijn.
Ook behoeft er geen twijfel te bestaan, dat wij zeer goed in staat
zijn om nogmaals Groot-Atjeh door wapengeweld in korten tijd den
voet op den nek te zetten, al zouden de slagen, ten gevolge van de
grootere geoefendheid van den vijand in het schieten, zijne betere
bewapening, zijn slimmere vechtwijze en de kortzichtigheid van wapen
en munitieverstrekkers, veel bloediger dan vroeger en onze verliezen
dus veel grooter zijn. Maar om de groote kosten zou de Regeering
dezen weg niet dan bij volstrekte noodzakelijkheid uit willen en al
kunnen deze op de Atjehers verhaald worden, zou zij allicht vreezen
weder te komen staan voor eene uitputting van het leger als reeds
eenmaal beleefd is.
Die weg van wapengeweld, waaraan ik anders zeker de voorkeur
zou geven, wil ik derhalve niet aanbevelen zoolang men nog op
andere wijze, in het tegenwoordige stelseltot het gewenschte doel
kan geraken.
En dat is het geval
Dat het niet moeilijk is het ei van Columbus zelfs om al
dadelijk de veiligheid van onze linie ook gedurende den nacht weder
te verzekeren, is, dunkt me, onder het bestuur van Generaal van
Teijn afdoende bewezen.
Tegen het einde van September 1889 liet de Generaal daarmede
een aanvang maken en reeds vóór het einde van December van dat
jaar was het uit met 's vijands overmoed. De geheele zaak komt
hierop neer, dat men op handige wijze actief tegen den vijand op
treedt en hem door middel van practisch gestelde hinderlagen, hoofd-
Dl. I, 1893. 8