115 -
Na onze concentratie is Tengkoe di Tirou (ik bedoel hier Sjech
Saman, niet de eerste Tengkoe di Tirou Sjech Abdoel Salem bin
Djaali, opvolger van Sjech Marabahan), zooals men weet er door
zjjne energie en onvermoeide werkzaamheid in geslaagd, om zich ge
leidelijk aan 't hoofd van het gansche verzet op Groot-Atjeh te stellen
en de meeste bendehoofden aan zijne algemeene leiding te doen ge
hoorzamen, terwijl zijne daarop gevolgde aanstelling tot gevolmach
tigde van den sultan om alle zaken den godsdienst betreffende, ook
de prang sabil dus, in diens naam te regelen, hem tevens als 't ware
een wereldlijke vlag in handen gaf', vooral tegenover ons.
Ik kan mij op dit oogenblik de namen van al de bendehoofden
niet herinneren, die onze linie bestoken, maar de voornaamste zijn:
In de XXVI Moekims:
T. Nja Makam, Pang Analan, Potjoet Mattahir en Tengkoe Mat
Amin (Tirou 's zoon).
In de XXII Moekims en Kaloet (Lamsajoen)
Tengkoe Pantai Koeloe en T. Ali Lamkrak.
In de IX Moekims (Sagi XXV).
Tengkoe Kota Karang, zijn zoon Tengkoe Mat Saleh en Habib
Samalanga.
In de VI MoekimsTengkoe di Tjaleu.
Tengkoe di Tirou zelf hield zich meestal op te Anagaloeng, soms
ook te Ghani in de III Moekims Kerkoen en nu en dan te Boekit
Seboen, waarheen ook zijn zoons, hij had er geloof ik drie, hem
meermalen vergezelden.
Na den dood van Tengkoe di Tirou, die plotseling overleed, niet
lang nadat hij zich had laten verleiden om, sterk als hij zich gevoelde,
integrijpen in het wereldlijk gezag van den panglima sagi XXVI,
door het gewapenderhand steunen van het weerspannige hoofd van
Boengtjala tegen diens wettig moekimhoofd T. Atoe en zijn panglima
sagi T. Lamreng, was de algemeene band verbroken, en moeten de
verschillende bendehoofden sedert ieder voor zich handelen.
Wel deed Tirou's zoon Amin pogingen om zich van de algemeene
leiding meester te maken, doch dit kon hem om bijzondere redenen niet
gelukken en ook had een brief van den ouden T. Imam LoDgbata, die
schreef dat hij die leiding op zich nam, geen uitwerking. De meeste