126
Diens vader T. Miroeh Abdoel Wahid, geboren te Lamtjaboeng
(Lamnga) op P. Waij, werd door sultan Ibrahim aangesteld tot hoe-
loebalang van het district Balohan, gelegen aan de baai van dien naam.
De T. Miroeh was dus het eerste wettige hoofd van Balohan,
zijn oudste zoon T. Lamkota Nja Hamsah het tweede en toen deze
stierf zonder mannelijke nakomelingen natelaten, werd hij opgevolgd
door T. Nja Daoed.
Men ziet nu op welke wijze wij Nja Makam in onze macht hebben
en ook hem kunnen dwingen.
Ik acht het niet noodig nog in verdere details te treden omtrent de
wijze, waarop wij ie Groot-Atjeli tot onderwerping aan onzen wil, tot
de pacificatie moeten geraken.
Uit het voorgaande is dit voldoende duidelijk en ben ik dan ook
overtuigd, dat een krachtig en handig bestuur, dat met grondige
kennis vau zaken oordeelt en handelt, zich door betuigingen van
goeden wil, maar onmacht niet laat bedriegen, geen zwakheid toont
door verstrekking van wapens buiten onze linie, waarop voortdurend
zal aangedrongen worden, en zich ook niet laat verleiden tot onver
standige toegevendheid, welke slechts achter onzen rug zooals
altijd, als zwakheid zal worden uitgekreten, het in korten tijd zeer
ver brengen kan.
Duidelijk is het verder uit het voorgaande, dat volkomen onder
werping aan onzen wil, het herstellen van orde en rust in Groot-
Atjeh buiten onze geconcentreerde stelling, niet, evenals in de Onder-
hoorigheden, verkregen zal worden zonder wapengeweld en niet zoo
geheel van een leien dakje zal loopen. De partij van verzet zal zich
zoo krachtig mogelijk verdedigen, zal misschien zelfs hier en daar
op de wettige hoofden voordeel behalen in den strijd, doch dat is
niet erg.
Wij moeten alleen goed toekijken, dat sommige hoofden ons niet
bedotten en zich schijnbaar laten terugslaan, want ook dat zulleu zij
beproeven (zij probeeren alles); doen zij dit, dan is weer knijpen in
de beurs de machtig werkende motor, die gehoorzaamheid afdwingt en
de machine drijft zooals wij willen, maar tegelijkertijd moeten wij dan,
evenals bij wei'kelijken tegenspoed, op gevoelige wijze den vijand