130 hulzen door den te KroengKaii dus verder buiten de linie wonen den T. Tjoet Toengkoep te doen inleveren. T. Tjoet Toengkoep ontkende eerst, maar viel spoedig door de mand, toen gezegd werd: Üw zwager, tevens uw hoeloebalang sagi, heeft de door hem achtergehouden patronen en hulzen ook moeten inleveren. Inleveren, zeide hij, was voor hem echter slechts mogelijk van het zeer kleine gedeelte dat hij zelf had; de overige hulzen waren in handen van verschillende hoofden uit de XIII Moekims Toengkoep, over wie hij nagenoeg niets te zeggen had. Och Tekoe, werd geantwoord, het spijt ons uit uwen mond thans te vernemen, dat gij zoo weinig in uw gebied te zeggen hebt, dat gij een hoeloebalang van zoo weinig beteekenis zijt. Gij zegt dit, nu gij iets moet doen wat u niet bevalt, vroeger hebt gij wel eens anders gesproken. Gij moet echter onthouden, dat menschen van weinig beteekenis, van weinig invloed en gezag, ook niet veel traktement en gunsten waard zijn. Er werd daarop beslist dat hem, bij niet inlevering, voor iedere huls één gulden boete werd opgelegd en zijne boete dus f 1000 zou bedragen. Dat was hem te duur, de hulzen werden ingeleverd. Ik heb thans, naar mijne meening, voldoende duidelijk aangetoond op welke wijze door ons in de tegenwoordige omstandigheden de onderwerping van geheel Atjeb, zoowel Groot-Atjeh als de Onderhoorig- heden, moet verkregen worden. Waren wij te Groot-Atjeh, zooals tijdens Generaal van der Heijden na de verovering van de XXII en XXVI Moekims, volkomen meester, hadden wij dit centrum van het rijk geheel in onze macht, dan was verderzooals ik zeidescheepvaart regeling in verband met 's Generaals voorschriften het eenig noodige. Nu echter is bij de scheepvaartregeling noodig, dat tevens te Groot- Atjeh gehandeld worde in den geest door mij aangegeven, krachtig naar rationeele beginselen maar tevens kalm, bezadigd en beleidvol; met verstand van zaken oordeelend, om geen flaters te begaan. Vooral geen optimisme, geen geloof slaan aan de ontelbare mooie praatjes van den Inlander, dien meesterlijken vleier, en ook vooral

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 133