131
die scheepvaartregeling niet cajoleerender-wijze invoeren, om misschien
later geleidelijk meer inkomsten daaruit te willen trekken.
Mooie praatjes van de Atjehers ook niet schijnbaar geloovig aan
nemen, maar dadelijk op duidelijke wijze laten voelen waar het op
staat en dat men de zaak doorziet. Zoo zullen de Inlandsche hoofden,
vooral die der kuststaten, ons thans trachten wijs te maken, dat de
sluiting nooit het gewenschte resultaat kan opleveren, want, hoewel
zij niet ontkennen kunnen dat hun veel weelde werd onthouden, zullen
zij zeggen dat een Atjeher weinig behoefte heeft, er rijst in over
vloed is en steeds zijn zal, omdat tot zelfs de vroegere visschers van
de kust rijst zijn gaan planten, dat de rijstoogst in Atjeh nooit mis
lukt (tijdens het bestuur van Generaal van der Heijden hebben wij
toch het tegendeel gezien) enz. enz. enz.
Een fijne glimlach moet op die praatjes het antwoord zijn, maar
ik ben waarlijk bang dat ze weer geloofd zullen worden 5 wij zijn er
al zoo dikwijls ingeloopen en blind optimisme is de fout waaraan
bijna ieder mank gaat.
En als het waar is, dat de scheepvaartregeling thans wordt in
gevoerd, zonder heffing van invoerrechten en met verkoop slechts van
opium in het groot in de Onderhoorigheden, dan zal Atjeh ons niet
slechts weer jaren lang geld blijven kosten, maar slaan wij tevens
weer zelf den bodem in aan de mogelijkheid, om het centrum van
ons gezag Oleh-leh met de vallei van Groot-Atjeh tot bijzonderen
bloei en welvaart en daardoor te hechter tot orde en rust te brengen wij
weifelende Hollanders zullen daardoor weder het middel uit onze hand
laten glippen, om te bewerkstelligen, wat Generaal van Swieten in zijn
brief van 8 Februari 1874 aan Imam Longbata en T. Kadli schreef
„De kraton zal worden ingericht tot eene Kota voor de Nederlanders,
„onder wier bestuur veiligheid en bescherming zal worden gegeven aan
„allen, die zich in de nabijheid nederzetten. Te Atjeh zal een groote han
delsstad worden gesticht".
Met een achttal vrijhavens over de geheele kust verspreid vijf
daarvan alleen op Noord- en Oostkust die elkander zullen in
den weg staan tot het groot worden van een enkele, die aan de
sagi-en groote moekimhoofden in Groot-Atjeh een der voornaamste
prikkels zullen ontnemen om uit gewichtig eigenbelang onze politiek