133 tussehen dit eiland en Oleh-leh voor eene gemakkelijke communi catie door een vluggen stoomdienst gezorgd worden. Ik zoude hiermede kunnen eindigen, maar wil volledigheidshalve nog aangeven op welke wjjze voorzien kan worden in de bezetting van de verschillende posten, die als gevolg van de scheepvaartregeling moeten opgericht worden. Hoe zwakker en weifelender, hoe meer zuiver passief het Atjehsche bestuur is, des te sterker moet onze postenlinie zijn, des te meer posten heeft men noodig. Yoor een dergelijk bestuur heeft men bijna een volkomen afsluiting, een Chineeschen muur, een aaneenge schakelde linie van de ouden met torens tot flankeering op geweer schotsafstand noodig. Hoe krachtiger en actiever het bestuur is, hoe minder posten vereischt worden en is het voor een dergelijk bestuur zooals het Atjehsche zijn moet van zeer weing belang of de posten in de linie wat dichter bij- of wat verder van elkander af gelegen zijn. De veiligheid toch wordt niet zoozeer door de posten verkregen als door de wijze van handelen en optreden hiervoren reeds door mij geschetst. De sterkte van de bezetting der posten doet ook niet veel ter zake, mits maar niet beneden een bepaald minimum wordt afgedaald. Het zou b. v. geen enkel nadeel veroorzaken om in de thans bestaande linie al dadelijk de kapiteinsposten Lamdjamée, Ketapang Doewa, Lambaroe, Lampermé, Roempit en Lamjong ieder tot eene garnizoenscompagnie van 100 onderofficieren en minderen te vermin deren en de posten Belang, Tjot Iri en Boekit Karang, benevens de blokhuizen Lamara en Kroeng Lingkar (deze worden bezet van uit Ketapang Doewa en Lampermé) op te heffen. Aan Infanterie geeft dit reeds eene besparing van 6 X 50 -(- 3 X 50 450 onderofficieren en minderen, benevens 9 luitenants en aan artillerie van 3X2 kanons en 3 mortieren met bediening. Wat de Infanterie aangaat is deze besparing reeds voldoende om te voorzien in de opterichten posten Telok Semawé, Samalanga, Poeloe Waij ieder 100, Telok Kroet (Poeloe Raija) en Tampat Toean ieder 75 onderofficieren en minderen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 136