10
verband met non-interventie in de binnenlandsche aangelegenheden
van de kuststaten. Eindelijk echter werd ook die scheepvaartregeling,
waartegen èn Regeering in Indië èn Opperbestuur in Nederland
overwegende bezwaren haddon, die door de vertoogen uit Atjeh niet
werden weggeruimd en ook moeilijk weg te ruimen waren, omdat
die regeling, zooals uit het medegedeelde op bladz 8 duidelijk is,
werkelijk niet deugde, in December 1885 door de Regeerin0, incetrok-
ken en tevens voor den vervolge zelfs de geringste beperking van den
handel der kuststaten met het buitenland, onder welken vorm ook,
verboden.
Moet men nu niet beamen, dat Scherer's onmiddellijk heengaan op
verzoek jammer was. Tot einde 1885 werd er van Atjeh uit met
de pen gestreden voor het behoud van de scheepvaartregeling, maar
de man, die den Generaal het beste had kunnen voorlichten omtrent
de wijze, waarop die scheepvaartregeling diende ingericht te zijn en
waarom eene andere regeling niet deugde, was heengegaan. Ware
hij gebleven en had hij gestreden met zijne argumenten tegen de
blokkade en voor de scheepvaartregeling, zeker zou dan geene controle
op handel en scheepvaart getroffen zijn, zooals thans het geval is
geweest, vermoedelijk ook geen tweeslachtige regeling, en de mogelijk
heid, dat de Eegeering zich had laten overtuigen van de deugdelijkheid
van Scherer's beginselen, ware veel grooter geweest dan thans, nu de
Generaal en Scherer's collega van Langen zich moesten behelpen
met Scherer's nota's.
En dat de door Scherer vervulde betrekking, assistent-resident ter
Noord- en Oostkust (standplaats Telok Semawé) werd opgeheven,
maakte zijn onmiddellijk vertrek van Atjeh ook niet noodig, want
vooi eerst is het nog de vraag, of de Generaal Demmeni zich niet
zou hebben laten overtuigen, dat die functie en de post Telok Semawé,
die een maand na Scherer's vertrek werd ingerukt, moesten behouden
blijven in verband met de voortestellen scheepvaartregeling, maar
ook had de Generaal hem eenvoudig kunnen aanhouden met de mede-
deeling aan de Regeering, dat hij zijne diensten voorloopig nog niet
missen kon. Ik hoorde ook meermalen vertellen, dat de Generaal
hem verzocht heeft, te willen blijven.
Na de tweeslachtigheid sedert October 1884, die aan de Atjehers
o o