138
Had men bij de oprichting van den dienst op die lijn de verwachting
uitgesproken op 1 Januari 1890 geheel gereed te kunnen zijn voor
het overbrengen van berichten, door allerlei teleurstellingen kon hiervan
geen sprake zijn en zelfs verliep het jaar 1890 zonder dat men kon
zeggen, dat er één duif was, die op dat traject behoorlijk een bericht kon
overbrengen. Dit bedroevend resultaat moet hoofdzakelijk geweten
worden aan de gebrekkige gelegenheid om de duiven behoorlijk te
kunnen oefenen en aan het gemis van geoefend en vertrouwd personeel.
Door de schaarsche stoomvaartverbinding tusschen de verschillende
stations volgden de verschillende oefeningen elkaar niet spoedig genoeg
op; dit bezwaar liet zich voornamelijk gelden tusschen de stations
Melaboeh en Singkel, die slechts door een maandelijkschen stoomvaart
dienst verbonden waren.
Om de duiven op toenemende afstanden te kunnen oefenen, moest
men ze met een stoomschip medegeven en op bepaalde punten in zee
loslaten. Dit had groote verliezen ten gevolge, daar de duiven niet
op de meest geschikte tijdstippen konden worden losgelaten en dik
wijls eene prooi werden van roofvogels; misschien ook omdat ze in
volle zee een deel van haar orienteeringsvermogen verloren.
Hoe anders te verklaren, dat de resultaten te Willem 1waar de
vluchten over land plaats hadden, zooveel gunstiger waren en dat aan
boord der schepen verscheidene duiven, na hare bevrijding, op de ra's
gingen zitten en eerst na herhaalde verjaging de thuisreis aanvaardden.
De toestand op de verschillende stations gedurende het jaar 1890
blijkt uit het achter dit opstel geplaatst overzicht van den postdui-
vendienst gedurende dat jaar. Volledigheidshalve vindt men terzelf
der plaatse een overzicht van dien dienst gedurende het jaar 1891
en het eerste halfjaar van 1892.
De meeste teleurstellingen baarde echter wel het personeel. Zooals
reeds werd aangestipt waren voor de vier duivenstations uitgetrok
ken vier gegradueerden en vier geniesoldaten. Door de groote mu-
tatiën echter, die het gevolg waren van de ongezondheid der stations,
in het bijzonder van Poeloe-Bras, Melaboeli en Singkelkende het
personeel slechts zelden de duiven, die het onder zijn beheer hadeene
reserve was er niet; aanvulling met geoefend en vertrouwd personeel
kon dus niet altijd plaats vinden, zoodat verscheidene stations dikwijls