11 alweder geen hoogen dunk van ons kon geven, daar wij met energie, haast zou ik zeggen, met te groote voortvarendheid het eerste, het van zwakheid en onmacht getuigende deel van het nieuwe programma, de terugtocht op Groot-Atjeh uitvoerden, en tegelijkertijd het tweede deel, dat van kracht getuigde de sluiting niet tot stand brachten, kwam in December 1885 eindelijk, op hoogen last, het ellen digste stelsel tot, stand, dat men zich denken kan. Het wachtwoord werd toen In de geconcentreerde stelling van Groot-Atjeh zonder eenigen dwang geduldig afwachtendat de Kemalapartij hare onderwerping zou komen aanbieden. Om deze te bevorderen moest het civiele bestuur evenwel niet geheel stil zitten, maar trachten door het aanknoopen van betrekkingen met voorname hoofden, verbinden van hunne belangen aan de onze, overtuigen van de zegeningen van ons bestuur, van onze rechtvaardigheid en eerlijkheid, tevens van ons bepaalde voornemen om in de thans ingenomen stelling voor goed te blijven en nooit een stap verder terug te gaan, hoofden en bevolking geleidelijk er toe te brengen om ons bestuur te verkiezen boven het vroegere onder den sultan en moest het alzoo die onderwerping aan ons gezag bevorderlijk zijn. Hiermede was voor het bestuur te Atjeh het ongelukkigste tijdperk aangebroken, dat maar te bedenken is, doch waarover in verschillende brochures, tijdschriften en dagbladen al genoeg geschreven is, om het als algemeen bekend te mogen aannemen. De politiek was nu geheel alleen aan het woord, kracht kon men niet toonen, dwang kon men niet uitoefenen en zoo trad, daar men toch altijd nog naar het einddoel van den oorlog de onderwerping streefde, niet slechts de verzoeningspolitiek van den Gouverneur Generaal van Lansberge van 1877 en eerste helft 1878 weder in, doch daar thans niet wij, maar wel de Atjehers de partij vormden, die de sterkste was gebleken althans in Atjehsche oogen en dus van ver zoenen kon sprbken, kregen wij als van zelf een politiek van cajoleeren en een rol te vervullen, die ons spoedig de minachting op den hals haalde van het volk, dat wij wilden onderwerpen aan ons gezag, en dat zich dan ook niet ontzag om ons dit bij verschillende gelegenheden te toonen. Dit nu was zelfs den grootsten optimist, die ooit te Atjeh voet aan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 14