171 heeft leggers" als zijnde onjuist, ivant een op paillasse staand paard van ZEd. Gestr. kreeg in één nacht een legger. Vooreerst bewijst een enkel geval niets. In Europa, waar alle paarden op paillasse liggen, komen ook leggers voor, maar in normalen getale, niet zooals hier tot een belachelijk groot getal. AVat echter alle waarde aan het betoog ten deze van den ritmeester W. ontneemt is de bijvoeging, dat het paard in één nacht een legger kreeg. Al zet men zijn paard op een springveeren matras van een halve Meter dikte, dan kan het een legger krijgen, en juist zóó een, die in één nacht ontstaat, n. m. teweeggebracht door één hevige acute kneuzing van den slijmbeurs aan den elleboog gelegen, door het ijzer. Zulk een legger heeft met de ligging van het paard al of niet op paillasse niets te maken, zulke acute leggers vormen nog niet 1 percent van de leggers in het algemeen, zulk een legger heeft geen beteekenis hoegenaamd voor de plaag van het groot aantal leggers bij de cavalerie, zulk een legger verdwijnt, mits men over ijswater kan beschikken, in enkele dagen door koud houden en anders door opvolgende medicamenteuse behandeling in circa 3 a 4 weken. In zulk een geval is er derhalve geen sprake van schuld aan het ontstaan van den legger, noch door wanbegrip, noch door onverschilligheid, de eigenaar van een dergelijk paard verdient dus ook niet om die reden een merkwaardig individu genoemd te worden. De groote massa leggers, die zulk een bezwaar vormen bij de cavalerie, zijn: de zeer geleidelijk ontstaande, zich zeer langzaam vergrootende. Dit zijn óf massieve bindweefselknobbels, of bijna massieve met een kleine centrale holte of ze zijn vrij dunwandig en geheel met vocht gevuld, maar niettemin zonder verschijnselen van acute zwelling, van warmte en van pijn, omdat al deze leggers ontstaan door een vrij geringe maar steeds terugkeerende kneuüng bij het liggen op de planken. Zulke leggers ziet men bijna nooit bij de jonge paarden: op hun ellebogen heeft de telkens terugkeerende geringe beleediging nog niet lang genoeg ingewerkt. De ritmeester W. zegt voorts: de ondervinding van den schrijver is alléén opgedaan te Salatiga en Banjoe-Biroe, dus in twee koele klimaten, waar geen of zeer weinig muskieten zijn en daardoor paillasse steeds ongestraft kan gegeven worden. Ook hier slaat de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 174