15 van het sultanaat het ware middel was om de onderwerping van Atjeh te verkrijgen, in de omstandigheden waarin wij geraakt waren, eerst door de ontijdige vervanging van Generaal van der Heijden door een civiel Gouverneur en daarna door de concentratie, op den voet gevolgd door de openstelling van het geheele kustgebied met de politiek van non-interventie iu de binnenlandsche aangelegenheden. Onverdeeld was hij in dit opzicht het gevoelen toegedaan van den gewezen Gouverneur Laging Tobias. Dit inzicht nu heb ik nooit kunnen deelenveel heeft de Generaal daarover met mij gesproken, na zijn vertrek naar Nederland heeft ZHEd. Gestr. zelfs nog uitvoerig met mij over deze aangelegenheid gecorrespondeerd, doch heeft hij mij nooit van de wenschelijkheid, nog minder van de noodzakelijkheid van een herstel van het sultanaat kunnen overtuigen, ik hem evenmin van het verkeerde om in die richting de oplossing van het Atjeh-vraagstuk te zoeken. Ik wil daarom nu mededeelen, om welke reden, naar mijn oordeel, de Eegeering verkeerd deed om door herstel van het sultanaat te trachten de onderwerping van Atjeh te bereiken. Het is zeker waar, dat Atjeh eenmaal groot was onder het sultanaat, maar die tijden zijn lang vervlogen en hebben zelfs nooit bestaan onder het tegenwoordige geslacht, dat eerst dateert van de eerste helft der vorige eeuw, afstamt van geheel vreemden Boegiueeschen oorsprong en niet door erfopvolging of kracht van wapenen op den troon kwam en aan welk de kroon ook niet werd aangeboden, maar dat zich door omkooping van voorname hoofden in het toen reeds aan anarchie ten prooi zijnde rijk, tot het sultanaat wist te verheffen. Die geschiedenis, welke noch in Veth 's„Atchin en zijne betrek kingen tot Nederland", noch in Gerlach's „Atjeh en de Atjineezen", noch in van Langen's „Da inrichting van het Atjehsche staats bestuur onder het sultanaat" volledig en juist voorkomt, is als volgt Twee Daengs (broeders) uit Wadjo (Celebes) begaven zich op reis om handel te drijven. De een ging rechtstreeks naar Benkoelen de andere, die om Sumatra wilde zeilen, leed schipbreuk op Poeloe Bras, werd daar gevonden door Loöugsche visschers en medegenomen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 18