198 - zonder buiteugewone maatregelen? Waai'moet het heen, als men zich tevreden stelt met de bovenstaande aanhaling uit de M. v. A. Tijdelijke uitbreidingen geven immers slechts na verloop van jaren een grooter aantal bruikbare soldaten. De Atjeh-oorlog heeft hiervan ten over vloede het overtuigend bewijs geleverd. Zulke tijdelijke uitbreidingen kunnen dus op den langen duur tegemoetkomen aan een zeer aanzien lijke stijging der aauvullingseischen tengevolge van groote verliezen, door een belangrijke troepenmacht gedurende, meerdere jaren geleden. Maar als men naar dit middel moet grijpen, zoodra één of twee bataljons op expeditie worden gezonden, dan is reeds daardoor het doorslaand bewijs geleverd, dat de organisatie der infanterie geheel onvoldoende zal zijn. Want de Inlauders, die men eerst op dat oogenblik boven de formatie zal gaan aanwerven, zijn in de eerstvolgende twee jaren geen bruikbare soldaten te velde. En daar de andere veldbataljons, wat aantal en sterkte aan validen betreft en hierop komt het slechts aan bij de nieuwe organisatie, evenmin als bij de thans bestaande, er op berekend zijn, de aauzieulijke aanvulling voor korpsen op expeditie te leveren, zal die aanvulling even onvoldoende zijn verzekerd als tegenwoordig. De tijdelijke uitbreiding met een half of een geheel veld- bataljon op het oogenblik, dat eene expeditie moet vertrekken, kan dus op dat tijdstip het leger in geen enkel opzicht in meerdere mate strijd vaardig maken. Integendeel zal het gevolg zijn, dat officieren en kader aan de andere korpsen moeten worden ontnomen, om het nieuwe korps te encadreeren. En eerst na verloop van geruimeu tijd men mag wel stellen twee jaren zal men de vruchten der tijdelijke formatie in den vorm van bruikbare veldsoldaten beginnen te plukken. Ook voor de verdere toekomst belooft de M. v. A. weinig of niets. Terwijl in het Voorloopig Verslag gevraagd was, of vermeerdering van het aantal veldbataljons niet zou kunnen plaats hebben in verband met de vereenvoudigingen, die tengevolge van het defensie-stelsel in andere deelen van het leger kunnen worden tot stand gebracht, wordt thans geantwoord „Met de invoering der thans voorgestelde organisatie zal een vrij ge- „ruime tijd gemoeid zijn", (door den Minister reeds vroeger op hoogstens o jaren geschat) „daar de uitbreiding van het logies in de verschillende

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 201