199 garnizoenen niet op eens kan geschieden. Mocht na afloop dier „werkzaamheden de wenschelijkheid blijken, om de totale sterkte van het „wapen der infanterie blijvend te verhoogen, en mochten de geldmiddelen „dan toelaten daartoe jaarlijks de noodige fondsen beschikbaar testellen, „dan kan altijd nog tot die vaste vermeerdering met één of meer bataljons „worden overgegaan". „Dit „altijd" is wel wat stellig. Het geval is denkbaar, dat het over 5 jaren te laat is, om eerst dan te gaan denken aan de mogelijkheid eener legerversterking, die reeds thans dringend noodzakelijk is. Die legerversterking wordt door de aangehaalde zinsnede uit de M. v. A., welker korte inhoud kan worden samengevat in de vier woorden „après nous le déluge", feitelijk van de agenda geschrapt. De aanzienlijke vermindering vau het aantal Europeanen bjj de infanterie met 416 wordt op de volgende wijze besproken „Wil men de gelegenheid behouden om later de formatie van de „infanterie in Indië nog uit te breiden, dan is het zeker wenschelijk, dat „bij de thans voorgenomen reorganisatie niet worde beschikt over het „vollo aantal Europeanen, hetwelk op dit oogenblik in de formatie is „opgenomen en blijkens de ondervinding beschouwd mag worden als een „maximum van de sterkte, die op den duur kan worden voltallig gehouden". Dat er de minste wenschelijkheid zou bestaan, om thans de formatie aan Europeanen te verminderen in verband met de kans, dat later minstens over 5 jaren de totale sterkte der infanterie wellicht zal moeten worden verhoogd, kunnen wij niet begrijpen. Uitbreiding met Inlanders alleen, als men geen meerdere Europeanen kan krijgen, blijft altijd mogelijk; dit is immers de reeds sedert 1886 gevolgde weg, die thans door de ontworpen reorganisatie op nieuw gevolgd wordt. Als werkelijk de tegenwoordige sterkte aatt Europeanen het maximum is, dat op den duur voltallig is te houden iets dat wij niet toegeven dan zou dat een reden zijn, om bij de nieuwe organisatie op geen grooter aantal te rekenen. Maar de logica der gevolgtrekking, dat wij thans op minder moeten gaan rekenen, dan wij voltallig kunnen houden, ontsnapt ons. Verder lezen wij „Dat het aantal Europeanen bij de infanterie organiek met 416 zal „verminderen, behoeft volstrekt niet te verontrusten. Deze organieke

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 202