247
de beklaagde, met het oogmerk in eens anders huis te komen, ouder
den bamboezen wand eener woning een gat heeft gegraven, doch in zijn
voornemen in het huis te dringen verhinderd is geworden. Ook hier
nam het Hof aan, dat het eerste vereiscbte van poging, nl. een uiterlijk
bedrijf, wel bestaatdoch niet het tweede en begin van uitvoering
der arglistige wegneming heeft plaats gehad, aangezien wegneming
niet mogelijk is van zaken, welke nog buiten het bereik zijn van
hem die stelen wil. Rechtskundig redeneerende, is het o. i alleszins
juist. Iemand die betrapt wordt, terwijl hij nog bezig is in te breken,
heeft in den zin der wet nog geene strafbare poging gepleegd; im
mers kunnen wij afvragenpoging tot welk misdrijf? De inbreker
kan evenzeer willen stelen dan wel een nachtelijk bezoek brengen
aan de uitverkorene zijns harten. Dit is in casu bij den inbreker
een hartsgeheim. Eerst dan, wanneer hij in het huis gekomen is,
zal kunnen blijken wat hij van voornemens is te doenwordt hij in
de uitvoering van zijn plan om te stelen verhinderd, zoo heeft hij
zich schuldig gemaakt aan poging tot diefstal en moeten de braak,
inklimming of valsche sleutels, waardoor hij toegang tot de woning
verkregen heeft, als verzwarende omstandigheden worden gerekend.
Blijkt dat het den indringer slechts te doen was een bezoek
bij zijn buurmeisje te brengenzoo kan hij slechts politioneel
worden gestraft, als zonder toestemming van den eigenaar der woning
daarin zich te hebben begeven; poging tot die overtreding is
niet strafbaar. Men ziet, dat het verschil in rechtsgevolgen niet
gering is, en door a priori al dadelijk aan te nemen, dat des
indringers doel zoude zijn geweest om te stelen of te moorden, terwijl
het slechts een nachtelijk bezoek gold, verdiept men zich in gissingen.
Zoo is destijds o. i. ten onrechte bij een arrest van den Hoogen
Raad dd. 20 Dec. 1870 beslist, dat het openbreken van een offerbus
om daaruit eenig geld te stelen, poging tot diefstal daarstelt, ook
zonder dat er geld in de bus was. Wanneer men weet, dat diefstal
is de ontvreemding van iemands goed, zoo kan van diefstal moeielijk
sprake zijn waar niets valt weg te nemen, daar het voorwerp des mis-
drijfs in casu ontbreekt; immers eischt ieder misdrijf voor zijn bestaan
een object, zoo zal dit bij poging niet kunnen ontbrekenkan zonder
zoodanig object het misdrijf niet tot uitvoering komen, de uitvoering