DE HEER Y. OYER DEN DENERALEN STAF. Ik lees graag de Militaire Causerièn ook voor leekendie Y. af en toe in het Bataviaasch Nieuwsblad schrijft. Hoewel voor personen? die achter de schermen kunnen zien, dikwijls blijkt, dat hij niet altijd geheel au fond is van het onderwerp, zoo moet ik toch erkennen? dat hij meermalen den spijker op den kop raakt, vooral waar hij ver keerde toestanden ontleedt en critiseert. Dezer dagen echter kwam mij een opstel van hem onder de oogcn, dat mij minder goed, neen laat ik maar zeggen, zeer slecht, beviel. Hij deed daarin een aanval op den Gfeneralen Staf (1). Nu, dat is iets, wat meer gebeurt, zelfs de Tweede Kamer doet daaraan tneê doch het eigen aardige van Y's optreden was daarin gelegen, dat hij het meer spe ciaal gemunt had op de traktementen der stafofficieren, die hem overdre ven hoog voorkomen in vergelijking met de bezoldiging van de jongste helft der infanterie-kapiteins. Het klemmendste gedeelte van zijn betoog moet blijkbaar gezocht worden in de bewering, dat de stafofficieren toch eigenlijk geen haar knapper zijn dan het gros hunner collega's, en dat hun dienst veelal onbeduidend en onbeteekenend is. Y. heeft in zijne causerie één ding vergeten en dat isde titel had dezen keer niet moeten luiden: Militaire causerie ook voor leeken, doch Militaire Causerie uitsluitend voor leeken. „Want wie van verre landen komt, Ja, die kan veel verhalen". Vertel ons nu toch in Hemelsnaam niet, geachte Y., dat in Neder land de hoogste toelage voor bijzondere betrekkingen voor kapiteins f 200. bedraagt. Laat ik u dat eens beter vertellen. Een Ne- derlandsch infanterie-kapitein krijgt f 2000. traktement, en een Nederlandsch kapitein van den Generalen Stafƒ2700, zegge B5°/0 (1) Bat. Nieuwsblad 1 Februari j 1.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 253