24
koe Mohamad Daoed, die in 1874 in volkomen berooide omstandigheden
verkeerde, wist dezen in 1878 op den voorgrond te plaatsen door
hem tot sultan te doen kiezen en zichzelf tot voogd van den
minderjarige op te werpen en huwde bovendien met de eerste
echtgenoote van Toeankoe Mohamad's vader Adja Poan en toen
hij bij deze vrouw een zoon kreeg, noemde hij dezen Radja Kemala.
(jedachtig verder aan het gewicht van goede huwelijken tot vermeer
dering van invloed en macht, wist hij zijne tweede dochter Nja
Idjoe verwekt bij de zuster van Kedjoeroean Langsar, te doen
huwen met T. Maharadja Moeda van Telok Semawé en een volgende
dochter, verwekt bij Adja Poan, met een zoon van Panglima Polim.
Begrijpt men nu waar Toeankoe Haschim heen wilde en wat hij
beproefd zou hebben, indien Toeankoe Mohamad Daoed zich, buiten
hem en de andere voorname hoofden om, aan ons onderworpen had.
Of hij geslaagd zou zijn is niet te zeggen, wij echter zouden aan
Toeankoe Mohamad Daoed niet veel meer gehad hebben dan aan de
Toeaukoe 's Abdul Madjid en Hoesin.
En waarom gelukte het in 1874 niet aan Toeankoe Haschim om
zich, na den dood van Sultan Machmoed, tot diens opvolger te doen
verkiezen.
Wie waren toen de andere kroonpretendenten
le. het kleine kind Toeankoe Mohamad Daoed, zoon van Toeankoe
Zainoel Abidin, verwekt bij eene goendiq
2e. Toeankoe Hoesin, wiens vader Toeankoe Abas gehuwd was
met eene dochter van Tengkoe Pakeh Hoesin van Pedir.
Van Toeankoe Abdul Madjid werd in dien tijd als kroonpretendent
nimmer gerept, hoewel hij een oudere halfbroeder is van Toeankoe
Hoesin. Waarom dong hij niet naar het sultanaat en zijn jongere
broeder wel? De reden hiervan is te zoeken in minachting, die men
voor hem koestert als zware opiumschuiver.
Vóór Toeankoe Machmoed's verkiezing tot sultan in 1870, stelde
Toeankoe Abdul Madjid zich candidaat en bij die gelegenheid bleek
hem, dat hij nooit kans had, dat men zoo'n opiumschuiver niet wilde.
Toeankoe Hoesin is een niets beteekenende persoon, omdat hij
buitengewoon dom en zonder de minste energie is.
Voor geheel Atjeh was dus in 1874 Toeaukoe Haschim, eene