289
het aantal weigeringen circa 25°/0, en het aantal nabranders 50 0/o
bedroeg.
Zoolang echter bij deze kruitsoort het vochtgehalte niet grooter is
dan 2 2/0, wordt de regelmatigheid der aanvaukelijke snelheden er weinig
ot' niet door geschaad, evenmin als zulks bjj een der beide andere
kruitsoorten het geval is. En al mogen ook de uitkomsten met het
Troisdorf kvwit op het eerste gezicht eenigszins ongunstig schjjncn,
daarbij mag niet vergeten worden, dat gewoon zwart kruit aan dezelfde
proef blootgesteld, bijna in pap verandert en geheel onbruikbaar wordt.
Verder werden van iedere kruitsoort bepaalde hoeveelheden eenigen
tijd onder water geplaatst. Zelfs na verloop van acht dagen was dit
water bij het Walsroder en bij het Nobelkvmt nog volkomen zuiver
en was alleen bij het Troisdorfkrmt een weinig inwerking te bespeuren.
Na verloop van drie maanden kon echter bij alle kruitsoorten aange
toond worden dat het water eenig salpeterigzuur bevatte; het minst
bij het Walsroderhet meest bij het Troisdorfkvüit. De opgeloste
hoeveelheid bedroeg nauwelijks Vioo°/o- Eene proef met het laat st-
gemelde kruit bewees, dat het ballistisch vermogen zelfs toen nog niet
was verminderd en dat het kruit nog even bruikbaar was als vroeger.
Ook in andere opzichten was het volkomen gelijk gebleven.
Deze proeven bewijzen op de meest overtuigende manier, dat zelfs
eene jarenlange inwerking van vochtige lucht geen nadeeligeu invloed
op het rookzwak buskruit zal uitoefenen. Eene dergelijke eigenschap
is in een tropisch eilanden klimaat niet genoeg te waardeeren. Wanneer
men in het oog houdt dat gewoon buskruit door inwerking van vochtige
lucht vrij spoedig bederft, dan moet erkend worden, dat het rookzwakke
kruit in dit opzicht belangrijk in het voordeel is. Bij gebruik hiervan
toch wordt men veel vrijer in de keuze der bewaarplaatsen, hetgeen
niet alleen uit een financieel, maar ook uit een strategisch oogpunt
van veel belang moet worden geacht.
Het is een bekend feit, dat wij hier niet nader behoeven te rele-
veeren, dat hooge temperaturen in het algemeen zeer nadeelig voor
de stabiliteit van het rookzwakke buskruit zijn.
Zoodra een zekere temperatuur bereikt is, treedt bij alle bestaande
soorten ontleding in, die bij het stijgen der temperatuur allengs sterker