30 en bracht hij er zoodoende veel toe bij om het stelsel doel te doen treffen en ons zoo zeer getaand gezag en invloed op Groot-Atjeh weer te herstellen. (1) Er was weer eenheid, er was weer kracht en weldra voelde men weer allerwegen, dat niet de sultan en zijn gevolg te Kemala, in weeiwil van de in 1889 plaats gehad hebbende zending van Tekoe Neq Radja Moeda Setia, gevolgd door het gaan derwaarts van diens schoonzoon Tekoe Lamreng, een der twee hoeloebalangs sagi XXVI, maar dat de te Kota-Radja gezetelde Xederlandsche autoriteit de machthebbende was, wiens bevelen men moest gehoorzamen, wiens wil men moest eerbiedigen. Zooals verder uit het medegedeelde in N°. 8 van den vorigen jaargang van het Ind. Militair Tijdschrift blijkt, was Generaal van Teijn's steisel eigenlijk geen sluitingmaar scheepvaartregelingwant misschien beter dan eenig ander begreep hij, dat sluitiug slechts een tijdelijke maatregel kan zijn en daarom stelde hij, na de expeditie in Juni 1890, voor de Oostkust van Atjeh, waar de toestanden geheel anders waren dan op de Noordkust, geen sluiting maar onverwijlde invoering van eene scheepvaartregeling voor, die ons dadeljjk, ook in verband met de sluiting van de Noordkust enz., volledig het heft op die kust in handen gevende, zich later zou aansluiten aan eene Algemeene scheepvaartregeling voor het geheele kustgebied, welke, geleidelijk voorbereid wordende tijdens de sluiting, zou ingevoerd wor den op een later te bepalen tijdstip. En toen nu die zoo krachtig en stelselmatig toegepaste sluiting reeds in ruim één jaar tijd begin 1891 een effect had teweeggebracht, dat zelfs de verwachting van Generaal van Teijn overtrof, van ver schillende zijden allerlei dringende voorstellen en smeekbeden kwamen, zooals b. v. van de Noordkust om al wat daar aan producten opge stapeld lag aan ons te Oleh-leh te mogen afleveren onder voorwaarde, dat een groot deel van de opbrengst in onze schatkist zou vloeien en het andere eerst zou worden uitbetaald aan daarop rechthebbenden op een tijdstip, dat ons goeddunkte enz. enz., toen voelde de Generaal en zijne geheele omgeving, dat, als nu slechts krachtig en met vol- (1) Zie Ind. Gids Januari aflevering 1890: „De Atjeh zaak in verband met de „laatste gebeurtenissen"; die denkbeelden zijn van den Heer RuijssenaerB.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 33