32
partij van verzet te Kemala tot ons te brengen deed echter niemand,
wel het tegendeel, want een sultan, door ons gesteund, en die daar
aan macht zou ontkenen, wil niemand en de man te Groot-Atjeh,
die wel het allerminst onder een door ons beschermden sultan zou
willen staan, is juist P. Neq Radja Setia van Merassa.
De hoofden van de voornaamste kuststaten hadden bijna nog
grooter belang dan Heq bij de niet onderwerping van den sultan en
de geldelijke steun, dien zij hem verleenden, moest dan ook voorna-
melijk dienen om hem tot volharding in het verzet in de gelegenheid
te stellen. Zij gaven niets om een sultan als wij Atjeh verlieten,
want dan zouden zij zich verder weinig van hem aantrekken; zij
gaven echter wel om een sultan, die zich aan ons gezag onderworpen
had, want zij begrepen, dat met zoo n sultan wel rekening zou moeten
gehouden worden en zelfs het hoofd van Pedir, dat zoo na aan de
sultansfamilie verwant is, gaf dit meermalen te kennen.
Wat lag dus voor den Gouverneur van Atjeh voor de hand? Het
stelsel was een herstel van het sultanaat onder onze souvereiniteit en
het eenige dwangmiddel om de hoofden van de voorname kuststaten
en van Groot-Atjeh, die geen sultan in die positie wilden, te nood
zaken zich naar onzen wil te voegen, was dus, door verbod van in-
en uitvoer, het onttrekken van geld, weelde en zelfs levensbehoeften
aan hen, daardoor ook aan het binnenland en aan Kemala. Zoodra
hierdoor de koopkracht zou zijn uitgeput en bij de zoo naar weelde
hakende Atjehers de ontevredenheid door de voortdurende schaarschte
zou zijn ten top gestegen, zou door den gezamenlijken drang der
hoofden aan het verzet een einde gekomen en de onderwerping ge
volgd zijn.
En het hielp niet of men b v. den Radja van Pedir al te kennen
gaf, dat het de bedoeling niet was om den sultan ook weer het
gezag in handen te geven over de Onderhoorigheden. Dat kwam,
volgens hem, op hetzelfde neer. Door herstel van den sultan als het
hoogste Inlandsche gezag over Groot-Atjeh, zou hij, zoo niet recht
streeks, dan toch zijdelings en achter ons om invloed op de kust
staten uitoefenen en daaruit inkomsten weten te betrekken. Zij, die
hem, al was het niet verplichtend, die inkomsten weigerden, zou hij
voortdurend bij ons in discrediet, op een gespannen voet met het