Onderricht aan het kader.
359
grootste gedeelte der manschappen de eerste atdeeling te laten
herhalen. Hierin is gemakkelijk verandering te brengen, als men eiken
dag slechts één sectie laat bajonetschermen en bij een onvoldoend
aantal geweren er eenige te leen vraagt bij eene andere compagnie.
De overige sectiën kunnen dan beschikbaar blijven voor theorie ot
gymnastische oefeningen.
Het is vooral van veel belang, dat aan de manschappen, die dooi
ijver en aanleg uitmunten, beter onderricht wordt gegeven. Het
voorschrift op het bajonetschermen zegt daaromtrent.
„Manschappen, die door bijzonderen aanleg en ijver uitmunten of tot
,,prevót of meester opgeleid wenschen te worden, ontvangen afzonderlijk
„onderricht, op de wijze door den korpscommandant te regelen.
Veronderstel nu, dat er bij elke compagnie een man of tien zijn,
die men meer zou willen oefenen. Indien nu deze manschappen, met
de prevöts voor hunne opleiding aangewezen, vrijgesteld werden van
het middagappèl, zouden ze van 's middags 4 tot d'/g uur geoefend
kunnen worden en zooveel maal in de week, als men dit zou noodig
achten. Dit onderricht zou moeten geschieden onder het toezicht
van een sergeant-schermmeester, en dan man voor man kunnen gegeven
worden. Het zou ook uitgebreider kunnen zijn, de aanvallen en parades
in den marsch, het stooten in den uitval, het tweemaal uitvallen, den
tempostoot, enz. kunnen leeren. Ook kunnen dan, bij wijze van
afwisseling, eenige lessen gegeven worden op de sabel. Ik ben het
geheel eens met den luitenant de Koek van Leeuwen, waar hij zeide:
„Het sabreeren is eene zeer nuttige, aangename en veredelende oefening
„voor den soldaat, die zich krachtiger zal voelen tegen den met klewang
„gewapenden Inlandschen vijand, nu hij de meerderheid erkent van de
„bajonet boven de sabel".
Het kader zou beter onderlegd kunnen worden, indien men er
slechts toe kou overgaan bij elk korps een sergeant-schermmeester
aan te stellen. In Holland heeft men de noodzakelijkheid van een vast
onderwijzerspersoneel ingezien, want het voorschrift van 1890 zegt.
„Tot vaste onderwijzers in de schermzalen hunner korpsen zullen de
„commandeerende officieren bij voorkeur aanstellen onderofficieren, die
„als zoodanig een brevet van bekwaamheid hebben behaald aan de Nor-