396 wel als maatstaf met de 50% (diepte) spreiding gerekend worden 36 2e alinea Aauh. S. Y.) en bij het iudividueele schot niet. Bij deze, in de schietregels aan hem gestelde eischen, moet de man nu vertrouwen in zijn waarlijk zeer goed geweer en in eigen bedrevenheid krijgen (l). Op blaz. 264 van het Buudelvuur, lezen wij: „Dat trouwens, ondanks „de talrijke mutatiëu, welke de aanvulling van de korpsen te Atjeh (2) „voortdurend noodzakelijk maken, onze schietopleiding nog zoo slecht „met werkt, blijkt uit het toenemen van het aantal geoefende schutters „van 1888 tot 1890, dus in de eerste twee schietseizoenen van het „nieuwe schietvoorschrift, nam dit aantal met 3750 man of 16 7 °/0 „toe. In het schietseizoeu 1890 werden 550 scherpschutters gevormd"! Flink zoo! wie durft nu nog zeggen, dat ons schietoefeningsstelsel niet onverbeterlijk te noemen is? Maar ik wilde toch nog wel de bescheiden vraag stellen „Met die z.g geoefende schutters zijn immers bedoeld zij, die de 2e klasse met goed gevolg, d.i. met het totaal aantal punten van 75, hebben doorloopen Zoo ja, dan meeueu wij hierboven te hebben aangetoond, dat die geoefendheid inderdaad zoo groot niet is. En verder zou ik nog wel willen vragen, hoeveel van die 550 scherpschutters, die in 1890 GEVORMD werden bij de herhalings- proef - alias overgangsproef - in 1891 overbleven. Hieromtrent zou het stamboek het beste antwoord kunnen geven. (1) Tijdens mijn verblijf m Spandau werd mij ook gevraagd naar onze opleiding tot schutter en welke eischen wij aan onze schutters stollen en had men gaarne ons schietvoorschrift eens gezien. Ik moet eerlijk bekennen, ik heb toen onwaarheid gesproken; alhoewel ik ons voorschrift bij mij had, zeide ik dat dit niet het geval was Ik was er zeker van dat, als ik het had laten zien, men mij zou geantwoord hebben „Giück auf damit! aber Ihr stellt Eueh doch wohl mit ein bissehen sehr wenig zufrie- den"! Ik heb mij er uitgeholpen met de bewering, dat wij, met het oog op de geheel andere wijze van oorlogvoeren tegen onze Indische vijanden, wegens hun geheel ander optreden te velde en op een teirein van geheel ander karakter, dat alleen een gevecht op de kleine afstanden toelaat, ons er natuurlijk bijzonder op toelegden uitmuntende schulters te vormen- kon dit maar waarheid genoemd worden waarbjj ons de langere diensttijd onzer manschappen als beroepssoldaten in een vrijwilligersleger zeer te stade kwam. (2) Dat Atjeh heeft het altijd gedaan: Geef een beter stelsel tot vorming van schutters, dat den man vertrouwen in zijn geweer geeft, daar zal men in Atjeh" baat bjj vinden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 399