404
durende verandering in de tactiek plaats gevonden, veroorzaakt dooi
de met reuzenschreden vooruitgaande wapen techniek.
Het werd daar een gebiedende eisch voortdurend veranderingen
in de wijze van oorlogvoeren aan te brengen. Niet alleen ging men
zelf in die richting steeds vooruit, maar was dit met den vermoede-
lijken tegenstander hetzelfde, en wist men zeker dat men in een oorlog
met een vijand te doen zou hebben, die op gelijke wijze de wapens
verbeterd had en ze op even deugdelijke wijze gebruiken zou.
Daar vindt men dus geheel logisch oorzaak en gevolgen. Bij ons
hier in Indië-is dit niet het geval.
Wij hebben hier dagelijks de kleine kans vau een inval van een op
Europeesche wijze gewapenden en geoefenden vijand buiten beschou
wing latende den Inlandschen vijand te bestrijden en deze is nog
dezelfde als vroeger en vecht op gelijke wijze als voorheen.
Wel is hij vooral de Atjeher van een grooter aantal vuurwapens
voorzien dan vroeger (ook al een indirect gevolg van de Europeesche
toestanden, waar na elke invoering van een nieuw geweer de oudere
stelsels met duizenden in den handel en zoo misschien ook in de
handen van onze Inlandsche vijanden komen); doch hij weet daarvan niet
dat deugdelijk gebruik te maken als de geoefende legers, hij heeft boven
dien veel last met de munitieaanvulling voor die uiteenloopende
geweersoorten en hij blijft ten slotte dezelfde tactiek van voorheen
volgen.
Wij blijven dus na als vóór, wat betreft soort, getalsterkte en
gebruik der vuurwapens, op veire na de meerdere. En juist in het
feit, dat wij meer vuurwapens doch op denzelfden verspreiden
gevechtsvorm als vroegertegenover ons hebben, ligt mi. de eisch
voor ons opgesloten, om daartegenover beter geoefende schutters te
plaatsenterwijl wij in de meer gesloten vormen, waarin wij optreden
om salvo's te kunnen afgeven, hem voor zijn grooter aantal geweren
van betere constructie, betere doelen aanbieden, waardoor onze verliezen
aanmerkelijk moeten toenemen.
De grootere stoutmoedigheid, die vooral de Atjehsche vijand thans
aan den dag legt, vindt, behalve in de gevolgde politiek, grooten-
deels zijne oorzaak iu de treurige omstandigheid, dat wij, in een thaus
gelukkig achter ons liggende periode van uitputting van het leger, een