421 Bij mijne aankomst alhier heb ik, op hoog bevel van Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal, den resident Smissaert dadelijk uit zijn functiën gesteld en het gedrag der overige ambtenaren, tegen welke gijlieden hebt geklaagd, zal ik met alle nauwkeurigheid doen onderzoeken. Prinsen, geeft gehoor aan mijnen broederlijken raad, weet dat ik uw vertrouwen waardig ben en huiten staat ben, eenig bedrog te plegen; zendt mij spoedig iemand dien gijlieden vertrouwt om met mij te onder handelen, dan wel, komt zonder vrees zelf tot mij over. Welke zijn uwe oogmerken! Gijlieden hebt den Kraton en uwen wet tigen vorst verlaten. Gijlieden zijt van het Nederlandsche gouvernement, dat van de grondlegging af de steun en beschermer geweest is van Djokdjakarta, afvallig geworden; gijlieden dekt uwe daden met den mantel der schijnheiligheid. Gijlieden zegt in uwe laatste brieven, dat gij het ware geloof wilt voorstaan, en de Nederlanders als heidenen doen vermoor den of verjagen; maar welke verhinderingen hebben de Nederlanders immer aan de uitoefening van uw geloof in den weg gelegd? Gij, pangerang Mangkoe Boemi, die zegt door de harde bedreigingen van den resident genoodzaakt te zijn geworden, om met den pangerang Dipo Negoro eene lijn te trekken, op u vooral beroep ik mij, om tot mij te komen en uw invloed te gebruiken, om ook aan den pangerang Dipo Negoro vertrouwen in mijne woorden en handelingen in te boezemen. Stel een onbegrensd vertrouwen in diengene, die thans de zendeling is van Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal en van de Hooge Indische regeering en welhaast de vertegenwoordiger van den wijzen en rechtvaardigen Koning van Nederland en de oppergebieder in deze gewesten zijn zal. Op deze missive verwacht ik een spoedig antwoord". Djokdjakartaden 25en September 1825, cf den 14en van het Licht Safar, jaar Wanoe 1753. Op die grootmoedig schrijven antwoordde Mangkoe Boemi, (27 September) dat hij en ook prins Dipo Negoro te ver in jaren gevor derd waren, om naar de hoofdplaats te reizen ten einde Zijne Excel lentie aldaar te ontmoeten. Dipo Negoro verklaarde naderhand, dat hij aan die uitnoodiging wel gevolg zoude gegeven hebben, indien de generaal zijn verzoek, om te Kroppak, achter den Kraton, een samen komst met hem te mogen hebben, had ingewilligd. Zulk een verzoek werd den generaal nimmer overgebracht, en, volgens verklaring van geloofwaardige prinsen, heeft Dipo Negoro nooit aan zulk een vredelievende bijeenkomst gedacht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 424