423 nooit die uitbreiding kunnen nemen, zoo in den aanvang een voldoend aantal troepen aanwezig ware geweest. Zooals is gezegd, was ons reeds niet al te sterk leger bij den aanvang van den opstand elders verspreid om onlusten te bedwingen. In het moederland was het bekend, dat onze strijdkrachten in de Koloniën niet voor hare taak berekend waren, want in het begin van 1825, dus vóór den opstand, had de Luitenant-Gouverneur- Generaal voorstellen gedaan om het Indische leger, behalve door gewone aanvullingstroepen, ook te versterken door een geheel geor ganiseerd bataljon infanterie van 800 man. Bij missive dd. 29 Maart 1825, werd dit voorstel door de Indische regeering aan het Departement van Koloniën verzonden, doch in Nederland kon men daaraan zijne goedkeuring niet schenken, omreden het afzenden van een geheel georganiseerd bataljon te kostbaar was! Stelde Nederland dan geen prijs meer op het behoud van zijn „gordel van smaragd?" Het gevolg van dit, ten opzichte der strijdkrachten, sinds de 17e eeuw gevolgde stelsel van zuinigheid, had, evenals in 1672, 1787 en 1792, de noodlottigste gevolgen kunnen hebben. Dank zij de bewonderens waardige dapperheid der 200 Europeesche militairen van het garnizoen te Djocja, kon men zich, schoon met veel moeite, staande houden. Men had aan alles gebrek, zelfs aan munitie, en het was hoog tijd dat de uitgehongerde hoofdstad ontzet werd, want der kleine heldenschaar, die haar bloed niet te kostbaar achtte, ter verdediging van onze driekleur, was het ternauwernood langer mogelijk, Neder- laud's trotsch devies: rje maintiendrai" waar te maken immers, contre la force il n'y a pas de résistance. Andermaal werd één jaar later, 27 Maart 1826, door den Com missaris-Generaal, Du Bus de Ghisignies, met ernst aangedrongen, op versterking van het leger. Yan dezen landvoogd, die, om te bezuinigen, de weduwenpen- sioenen met twintig ten honderd verminderde, die tal van ambtenaren ontsloeg en de traktementen zoo van hoogere als lagere ambtenaren en officieren voor drie-vierden in koper liet uitbetalen, was inder daad niet te veronderstellen dat hij het Rijk tot onbedachtzame geldelijke offers zoude noodzaken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 426