441
Toch kunnen deze feiten de broederlijke verhouding niet redden,
niettegenstaande alles waarmede men de quaestie tracht te verbloemen,
blijft het een door elk Indisch officier erkende en diep gevoelde
waarheid, dat er een ijzige wind waait tusschen de beide, éénzelfden
Vorst dienende legers, die alle bloempjes van teere vriendschap en
aanhankelijkheid bevriezen en eiken lust tot een nadere verbintenis
verstijven doet.
De bewering, dat er in Holland tegenwoordig velen gaarne bereid
zijn tot een tijdelijke en niet te langdurige verplaatsing naar Indië,
wordt dan ook door de feiten weersproken.
Zoo is het een algemeen bekende omstandigheid, dat het vorige jaar
twee kapiteins van het Nederlandsche leger naar Indië gedetacheerd
werden, die als er zich andere ranggenooten hadden aangemeld, zeker
niet voor een vijfjarig verblijf in de O. I. Koloniën zouden zijn in
aaumerking gekomen.
Beiden waren reeds vroeger in de Oost geweest, waren menschen
op leeftijd en stonden zoo hoog in de ranglijst, dat het, menschelijker-
wijze gesproken, met bijna volkomen zekerheid te voorzien was, dat
na weinige jaren art. 7 van het Koninklijk besluit van 18 Augustus
1871, n°. 10 (Algemeene order n°. 127 van 1871) op hen zou moeten
worden toegepast en dus aan hun vijfjarig verblijf een ontijdig einde zou
moeten worden gemaakt.
Door al deze redenen moest bij hunne detacheering de eerste alinea
en artikel 2 sub 1 van het zooeven genoemd Koninklijk Besluit,
noodwendig een doode letter blijven en kan het dus als vaststaand
worden aangenomen, dat behalve de twee hierbedoelde kapiteins, zich
geen enkele andere aanmeldde.
Als men zich nu volledig rekenschap geeft van eene Nederlandsche
officierscarrière, van den eindeloozen tijd in onderscheidene, slecht
betaalde subalterne rangen en in eentonige garnizoenen doorgebracht,
als men zich herinnert hoevelen onzer Nederlandsche wapenbroeders
zich bitter kunnen beklagen over den slentergang en het doodelijk
vervelende van den dienst en met diep leedwezen terugzien op de als
niet baanwjjze jongen gedane keuze van een beroep eu dan hoort, dat
van de 270 kapiteins er zich slechts twee voor eene detacheeriug
naar Indië lieten vinden, dan kan men zoo eenigszins oordeelen over