444 1 opgemerkt, de detacheering uit Indië naar Nederland alleen nut hebben voor de officieren, die in de Koloniën gewonnen en getogen, Europa nooit aanschouwden en van dat gemis onder allerlei vormen de gevolgen ondervinden. Na het vorenstaande even gereleveerd te hebben, keer ik naar de in Krijgswetenschap gehouden rede terug en moet ik er op wijzen, dat de spreker in den avond van 29 April 1892 zichzelf zeer goed bewust is, dat hij, door de fusie andermaal op het tapijt te brengen, een teere snaar heeft aangeroerd. Immers hij zegt: „Er is waarschijnlijk geene zaak, die door de officieren der beide legeis ,,op meer uiteenloopende wijze wordt beoordeeld dan deze quaestie, waarvan ',de uitvoering dan ook van zeer groote beteekenis zou wezen voor veler „persoonlijke belangen. „Dit feit moet al dadelijk tot groote voorzichtigheid stemmen bij het „overwegen van maatregelen, die tot meerdere toenadering en ten slotte „wellicht tot vereeniging der officierskorpsen zouden kunnen leiden Uit deze zinsnede is voldoende op te maken, dat de spreker zich volstrekt niet vleit met onvoorwaardelijke instemming met zijne denkbeelden, maar toch zou men er uit kunnen lezen, dat er in beide legers toch ook velen zijn, die het idee van eene fusie lang niet verwerpen. Een paar bladzijden verder lezende, ziet men echter dat de meenin gen omtrent eene fusie niet erg uiteenloopen, daar het gros van een dergelijke vereeniging niet wil weten. Aan den voet van blaz. 389 toch vind ik geschreven: „De officieren, die thans in een der beide legers dienen, hebben zich „geheel met het denkbeeld der scheiding vereenzelvigd, en hoewel er „sommigen mogen gevonden worden, die voor hun persoon aan een vereem- 'ging d°er beide officierskorpsen de voorkeur zouden geven, zoo is het toch „niet gewaagd te beweren, dat verreweg de meesten, vooral zij, die reeds ,'geruimen tijd gediend hebben, zulk een vereeniging volstrekt niet zouden "wenschen, daar zij hunne plannen voor de toekomst geheel op den „bestaanden toestand hebben gebaseerd". In deze alinea is heel wat minder optimisme te vinden, maar toch, dunkt mij, dat de zaak nog juister zou zijn voorgesteld, wanneer, om mij uitsluitend tot Indië te bepalen, gezegd ware:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 447