447
Dit was, met eenige variatie, de klacht van allen en almede een
van de oorzaken waarom zij om een tweede detacheering naar
Indië verzochten.
De lust om naar de Koloniën gedetacheerd te worden, kan afge
meten worden naar het feit, dat sinds 1870 bij het Ministerie van
Oorlog van officieren van het Nederlandsche leger 722 daartoe strek
kende aanvragen werden ontvangen.
Als men nu echter weet, dat het Nederlandsche leger 2000
officieren telt en dat er volgens bovenstaanden maatstaf gemiddeld
33 per jaar om detacheering hebben verzocht, dan kan men zoo
eenigszins nagaan, hoe vele officieren inderdaad naar een tijdelijk
verblijf in Indië haken en komt men tot de slotsom, dat ook dit
aantal veel en veel te klein is, om met eenig recht tot de wensche-
1 ijkheid van eene vereeniging te mogen besluiten.
Op de blz. 394 tot met 399 wordt het nut uiteengezet, dat een
verbintenis van beide legers zou hebben en daarbij in de eerste
plaats gewezen op den steun, dien zij elkander zouden kunnen
verleenen.
In de allereerste plaats moet hier worden vermeld, dat in tijden
van oorlog of gevaar voor een krijg van onderlinge ondersteuning
natuurlijk geen sprake kan zijn, althans niet in den zin, dat afdee-
lingen van het eene leger, het andere zullen ter hulp snellen.
Heeft Nederland toch kans, om in een oorlog gewikkeld te worden,
dan zal ook Indië in dat gevaar verkeeren en beide legers zullen
zich elk dan zooveel versterken als hun in verband met de omstan
digheden mogelijk is.
Vergis ik mij niet, dan zijn in het begin van 1870 tal van Indische
officieren, die in Nederland met verlof waren, naar de Koloniën
teruggeroepen, doch ook al is dat niet geschied, dan kan men er toch
stellig op rekenen, dat in de toekomst, als de tijd een dergelijken
maatregel toelaat, men in Indië zijn officierskorps door het terug
roepen van herstelde verlofgangers zooveel mogelijk zal aanvullen.
Wat dan in Nederland voor het leger aldaar van de Indische
luitenants zal overschieten, zal voor den oorlogsdienst ongeschikt
zijn en in het moederland van weinig of geen rechtstreeksch nut kunnen
wezen.