448 Ook in vredestijd verwacht ik niet veel nut van het indienststellen van Indische verlofgangers bij het Nederlandsche leger. De heer Haver Droeze zegt, dat de meesten der officieren-verlof gangers zeer goed in staat zijn, om dienst te doen. Wel is waar zijn er verscheidene onder hen, die tot herstel yan gezondheid uit Indië moesten vertrekken, maar enkele maanden zijn in de meeste gevallen toch voldoende, om hen weer zoo te doen herstellen, dat zij in het Europeesche klimaat voor alle diensten geschikt zijn. Naar het mij voorkomt, is deze redeneering op goede gronden te weerleggen. In den loop van 1892 zijn de verlofsbepalingen voor de civiele ambtenaren herzien, zijn voor tienjarigen dienst éénjarige verloven in 't leven geroepen, doch de verloven wegens ziekte op een duur van twee jaren, c.q. met verlenging tot drie jaren vastgesteld gebleven. Aangezien tot dit laatste niet zonder goede gronden zal besloten zijn, kan men met zekerheid aannemen dat tot herstel van gezondheid minstens twee jaren noodig zijn en gaat het derhalve niet aan, om zonder eenig voorbehoud te zeggen, dat de meeste officieren verlof gangers na enkele maanden in staat zijn, bij het Nederlandsche leger dienst te doen. Zeker zijn er wel enkele gelukkige gestellen, die dadelijk na aankomst in Holland, ja soms reeds aan boord, hunne kwaleü zien verdwijnen en die dan ook geen volle twee jaren rust noodig hebben, om hunne krachten geheel en al te herwinnen. Maar bij de zeer ernstige wijze, waarop de geneeskundige commis- siën tegenwoordig hunne taak opvatten, is het regel, dat de officieren die tot herstel van gezondheid naar Europa gaan, zeer ziek zijn en dat zij, maar al te dikwijls na drie jaren lediggang nog maar half of in 't geheel niet geschikt zijn, om hunne diensten in Indië te gaan hervatten. Wie maar eenigszins van nabij heeft kennisgemaakt met de echte malaria-infectie, met beri-beti, hartgebreken en zenuwziekten, al te maal kwalen, die het grootst aantal verlofgangers leveren, weer, dat de ongelukkige slachtoffers daarvan, zoo ooit dan toch zeker niet in enkele maanden genezen en daarom voor den Nederlandschen dienst al bitter weinig zullen beteekenen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 451