STAATSBLAD 91 YAN 1893. Mochten we ons verleden jaar nog gevleid hebben met de hoop, dat de booze geruchten die omtrent de reorganisatie onzer Infanterie uit Nederland waren overgewaaid, overdreven, misschien zelfs geheel onjuist zouden zijn, na de behandeling van dit onderwerp in de eerste drie afleveringen van den loopenden jaargang van dit Tijdschrift bleef ons geen twijfel meer aan de op handen zijnde veranderingen over. De slag zou vallen, daaraan was niets meer te doen, een ieder begreep, dat zelfs het verst gedreven optimisme de ten doode gedoemde korpsen en hoofdofficiersplaatsen niet meer zou kunnen redden. Het was dan ook geenszins eeue verrassing, in de Javasche courant en tn het kort daarop volgend Staatsblad nummer 91 te lezen, dat bij Koninklijk besluit van 9 Januari 1893 n°. 39, de Oost-Indische Infanterie gevoelig gekortwiekt was en dat de toekomst van de officieren, niettegenstaande eenige huismiddeltjes om het tegendeel te verkrijgen, zich nog somberder liet aanzien dan ooit te voren. Maar zegt het spreekwoord: „men moet den dag niet roemen voor dat het avond is", we zouden hier deze zegswijze omkeeren en haar op de tegenwoordige toestanden in 't leger toepasselijk maken kunnen door uit te roepen: „De infanterie moet niet klagen voordat zij weet, wat den anderen wapens beschoren is" en dit lot, althans als men de geruchten mag gelooven, moet nog heel wat bedenkelijker zijn, dan aan het hoofdwapen is te beurt gevallen. Trouwens wat bateu klaagliederen, als we Staatsblad nummer 91 doorbladeren en te vergeefs naar zoovele goede bekenden zoeken, die door de bezuinigende hand heel netjes uit de legerformatie zijn gelicht en die wij hoogstvermoedelijk nooit meer zullen terugzien. Wat helpt het ons als wij met een weemoedige vreugde zien, dat de Militaire School nog niet is verdwenen, of liever wat baat deze inrich ting dit uitstel, dat helaas! geen afstel is? Immers niets, ze is ten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 454