460
bestaat nog; een tweede uit de 16e eeuw was die te Narheljé in
Noorwegen.
Eenige opmerkingen volgen hier, die een blik doen slaan in de vroegere
toestanden
In een lijst voor de bewapening van een regiment in de
16e eeuw, komt o.a. ook voor:
Pistolen met radsloten, doch zoodanig gemaakt, „dasz da auch mit
zugeschlagen werden kann"
b. Opgave van de waarde der geweren in 1790
Er werd geschoten op een schijf lang 31/., M. en hoog 2 M.
treffers op 100 pas 60°/0
200 40 °/0
300 25 °/0
400 20ö/0
Dit waren uitkomsten op het proefveld verkregen door uitstekende
schutters.
Op het gevechtsveld rekende men op 500 kogels, 1 treffer dat
is 1/5°/o-
c Het oordeel over de trefkans van het pistool was:
„De kans om door een pistoolkogel te velde getroffen te worden,
is zoo gering dat men moet aannemen, daarvoor gepredestineerd te zijn".
d. Het schijfschieten had plaats op kosten van de compagnies
commandanten en deze stelden daarvoor jaarlijks gewoonlijk beschik
baar 1/2 't6 kruit en 4 kogels.
e. Prins Maurits had tot oefening der schutters een boekje met
plaatjes laten vervaardigen, dat als reglement dienst deed en dat in
1608 zelfs met bijvoeging van een korten tekst in Duitschland werd
uitgegeven
„Das Exerzitium der Sohiitzen, Musketieren und Spieser".
Er waren 43 commando's noodig ten einde het musket te laden
en vuur te geven.
f. 1 636. In den slag van Kinzingen werden de Zweedsche musketiers
zeer geroemd om hunne groote vaardigheid in 't schieten, de beste
schutters schoten 7 maal in de 8 uren.
g. Bij een proef waarbij 900 schoten gedaan werden, kwamen
140 weigeringen voor, 46 weigerden, door dat het zundkruit niet