476 den bergoorlog, achtervolgden hem overal en brachten het overschot zijner keurbenden gevoelige verliezen toe. Zoo wist luitenant H. I. T. Engelbert van Bevervoorde in het Kliergebergte binnen te dringen en aldaar vele vrouwen van raDg gevangen te nemen, of, beter gezegd, te bevrijden, wat ten gevolge had, dat de echtgenooten zich onderwierpen. Kort daarop drongen onze troepen weer in dat gebergte en dood den in eene schermutseling Dipo Negoro's oom Ingebey, en twee zijner zonen. Hun afgehouwen hoofden, eerst onachtzaam in den grond gestopt, werden naderhand, toen men vernam wie de gesneu velden waren, door de troepen van Temengong Tjokro Djojo weder opgegraven en, onder de gebeden der Imams, in het voorouderlijk graf der Matarams bijgezet. Het bloed der Matarams had in dezen krijg nog niet gevloeid, en Tjokro Djojo, schoon aan onze zijde strijdende, gevoelde daarover zulk eene wroeging en verkeerde in zoo'n geschok- ten gemoedstoestand, dat het veel moeite kostte hem dienaangaande gerust te stellen. Het Mataramsche stamhuis werd door elk Javaan, zonder onder scheid, als van hemelschen oorsprong beschouwd; derhalve laat het zich gemakkelijk verklaren, dat geen Inlander de prijs van f 50000 wilde machtig worden, welke op Dipo Negoro's hoofd was gesteld, en geen hunner, zelfs onder de zwaarste bedreiging, was over te halen, om diens schuilplaats aan de patrouilles te verraden. Daarbij werd algemeen geloofd dat hij, als bloedverwant van God, door een hoogere macht beschermd werd, een meeuing die versterkt werd, toen Dipo Negoro, op den 17en September 1829, bij Sillo door onze ruiterjj achtervolgd, zich in de Prögó werpende, bij toeval een waadbare plaats trof en zich redde. Onze ruiters daarentegen worstelden te vergeefs tegen den stroom slechts den huzaar Doorenboom gelukte het, tegelijk met Dipo Negoro, den anderen oever te bereiken. De huzaar loste een schot zonder den muiter te raken, maar zijn paard de sporen gevende, grijpt hij diens edel zwart ros bij den teugel, doch wordt op zijn beurt door eenige Boelkio's aangevallen en door lanssteken gedood. Inmiddels hadden luitenant Joubert en nog drie huzaren de rivier

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 479