477 overgezwommen en renden zij onverwijld op den prins toe. Met krachtige slagen hiewen zij tal van Boelkio's en Toerkio's tegen den grond en wreekten zij alzoo den dood van hun dapperen kame raad, doch zij kwamen te laat om den hoofdmuiteling gevangen te nemen. Ofschoon de priesters hierin Allah's beschermende hand wederom prezen, was prins Mangkoe Boemi van oordeel, dat het raadzaam werd zich vrijwillig te onderwerpen, nu onze troepen overal verwacht konden worden. Toen, op 17 October, Dipo Negoro's oppervoldmaarschalk, de dap pere en kranige Sentot zich te Imogiri aan kolonel Cochius onder wierp, kon zijn macht als geheel gebroken beschouwd worden. Sentot behield den titel van AliBassa Njabdoel Moestapha Prawiro Dirdjo. Hij vestigde zich met zijn legioen voorloopig te Bantoelan, waar weldra vele hoofden zich met hem aan onze zijde schaarden, zoodat Sentot onder zijne bevelen telde: 41 Temengongs, 84 Pan- djies, 268 Nja'oeis en 600, gedeeltelijk met geweren, gewapende pradjoerits. Weinige dagen voor Sentot's onderwerping gelukte het der 5e colonne, onder majoor D' Errembauld de Duzeele, die in den omtrek van Kretek, aan het Zuiderstrand ageerde, moeder en dochter van den hoofdmuiteling gevangen te nemen (14 October 1829). Men vond beide prinsessen verscholen onder een baleh-baleh. Zij waren in het bezit van vele kostbaarheden, die men haar liet behou den en de vorstinnen werden met alle onderscheiding behandeld. Dipo Negoro werd van de eene schuilplaats naar de andere opge jaagd, en telkens wist hij te ontkomen. De edelmoedige opperbevelhebber, die niet alleen zijnen soldaten eene vermoeiende vervolging wilde besparen, maar ook den rebel niet tot wanhoop wilde brengen, deed hem in de wildernissen van Pandjer, waar hij zich schuilhield, nogmaals een brief toekomen, die, behalve den gewonen aanhef, van den volgenden inhoud was „Ik beklaag u ten hoogste en heb u uit dien hoofde reeds verschei dene malen uirgenoodigd U met het Gouvernement en den Sultan te verzoenen, opdat de rust en vrede in het Djokjokarta'sche rijk hersteld worden, doch tot dusverre hebt gij daaraan geen gehoor gegeven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 480