479 aan de Lookoëloë rivier, een brief van Dipo Negoro aan Ali Bassa Merto Negoro onderschept te hebben, waardoor zijn schuilplaats Baloebandang verraden werd, hem met 25 jagers en 25 Menadoneezen aldaar opzochten. Van dien tocht melden wij slechts in 't kort, dat Dipo Negoro, te vergeefs op Merto Negoro wachtende, zich op weg begaf naar eene andere schuilplaats en op marsch, met zijne volgelingen op een hin derlaag der onzen stootte. De muiter, in wit priestergewaad gehuld, werd door den Amboneeschen sergeant Dilangoe van het paard geschoten en reeds slaakten onze soldaten een wilden juichkreet en sprongen zij naar voren om hem te grijpen, toen Dipo Negoro, ofschoon zwaar aan den schouder gewond, in de dichte glagahs wist te ontkomen en verder, langs de helling van het ravijn, in de wildernis vluchtte. Vier en dertig gezadelde paarden en een met edelgesteenten bezette lans van den hoofdmuiteling werden buit gemaakt. Oo wonderbare wijze was hij dus weer den dans ontsprongen! Uitgehongerd, gewond, door zware koortsen verteerd en uitgeput van vermoeienis, sleepte Dipo Negoro zich nu van den eenen schuil hoek naar den anderen. Te vergeefs beproefde zijn Rijksbestierder hem tot onderwerping te bewegen. „Ik ben het zwerven nog niet moede", was zijn antwoord. Maar de stoute standvastigheid, die eerbied afdwingt, had hare grenzen; de jammerlijke toestand, waarin hij zich bevond, dwong eindelijk dat trotsche hoofd zich te buigen. In den morgen van 9 Februari 1880, meldden zich bij den kolo nel Cleerens te Sokko, twee afgezanten van Dipo Negoro, namelijk Mas Penghoe'oe (Hoogepriester) Peke Ibrahim en Hadji (priester) Badar Oedin. Zij verklaarden door hun gebieder gezonden te zijn, om den kolonel een bijeenkomst voor te stellen te Romo Kawal, alwaar Dipo Negoro zich bevond, en van welke plaats hij door den hoofdofficier naar Kedjawang (40 minuten gaans ten N. van Sokko) wenschte begeleid te worden, ten einde van daaruit zijn verlangen aan den opperbevel hebber kenbaar te maken; wijders verklaarden de gezanten, dat het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1893 | | pagina 482