487
geheime orders deen toekomen; dag en uur der bijeenkomst nu
bepaald zijnde, werd bevel gegeven, de voorafgemaakte beschikkingen
te doen uitvoeren. Eén bataljon infanterie en de Alfoeren werden
ten Noorden en in de nabijheid van Dipo Negoro's verblijf geplaatst
ten Westen stond de cavalerie, ten Oosten de artillerie en ten Zuiden,
op den grooten weg bij Tjagaba, had kolonel Cleerens met een aanzien
lijke macht postgevat.
Te Minoreh en bewesten de Prógö waren eveneens sterke afdeelin-
gen geplaatst.
Den 28en Maart viel opeen Zondag; de toenmalige gewoonte,
's Zondags groote parade te houden, gaf zekerheid dat deze troepen
beweging kon geschieden, zonder argwaan te wekken.
Dipo Negoro verscheen op het bepaalde uur en was vergezeld van
zijne kinderen, twee schoonzoons, eenige hoofden alsmede honderd,
op Arabische wijze uitgedoste pradjoerits.
Een der adjudanten ging den prins tegemoet; door dezen en den
resident Valck werd hij naar het schrijfvertrek van den generaal
geleid, waar eveneens zijn zonen, Dipo Negoro Moeda en twee jongere,
alsmede Bassa Merto Negoro, Hadji Nisoeh en Hadji Badar Oedin
toegelaten werden. Behalve de generaal bevonden zich in dat vertrek
de residenten van Soerakarta en Djokjakarta, de overste Roest, de
majoor-adjudant de Stuers en de kapitein Roeps.
De hoofden bleven in de voorgalerij, waar de overste de Koek van
Leeuwen, de majoor Perié en eenige subalterne officieren hen beleefd
ontvingen en toespraken, doch tevens in het oog hielden. Met
uitzonderiug van den generaal waren de aanwezige officieren gewapend.
Na afloop der gebruikelijke plichtplegingen en nadat een ieder
gezeten was, richtte generaal de Koek het woord tot Dipo Negoro
en zeide, dat het hem genoegen deed, dat de „poeasa" geëindigd
was, gedurende welken tijd hij niet over wereldsche zaken had willen
spreken, maar nu die feesten afgeloopen waren, gaarne 's prinsen
verlangen wilde aanhooren.
De toegesprokene antwoordde, slechts gekomen te zijn om den
opperbevelhebber, volgens de adat, een bezoek te brengen, doch dat
hij niet voorbereid was tot het voordragen zijner belangen. Generaal
de Koek gaf te verstaan met dat antwoord geen genoegen te nemen